‘De graptaal van thuis leek op het Afrikaans uit de boeken’

Adriaan van Dis in de VPRO-serie Van Dis in Afrika (2010)

In de hoogtijdagen van de Apartheid ontdekt de jonge Adriaan van Dis, student Nederlands, op de plee een gedicht van de Zuid-Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach. Het Afrikaans treft hem recht in het hart. Een fragment uit Van Dis’ onlangs gepubliceerde essay De vergiftigde prins.

‘Het Afrikaans van Breytenbach herinnerde me ook aan de taal van onze urenlange zondagse rijsttafels, aan het Nederlands van de Indo (In Nederland Door Omstandigheden) en in het bijzonder aan het Petjoh uit de boekjes van Tjalie Robinson: Je lâh je kripoet (kraaienpoot), Je lâh je rot. Een mengeldialect van Pasar Maleis en Nederlands, een taal met een kroepoekrandje, vol verbasteringen, waarin vooral mijn vader excelleerde. Petjoh was de graptaal waarmee de inlander werd geïmiteerd. Veel klemtóón op de motór. Malle rijmpjes: Er was eens een man in Oslo, die heel ver kon lopen. En verbasterde Sinterklaasliedjes: ‘Zie ginds komt die kapal uit Spanje hij al!’ Kapal was boot, ja. Veel begreep ik er niet van, behalve de laatste zin: ‘Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is adoe!’

De graptaal van thuis leek een beetje op het Afrikaans uit de boeken. De eerste gepubliceerde teksten in het Afrikaans, uit het midden van de negentiende eeuw, waren vooral om het komisch effect geschreven, om de onnozele kleurling te
karakteriseren en zijn taalbuitelingen te bespotten. De Boer kreeg een stijf Hollands in de mond gelegd. Het eerste in het Afrikaans vertaalde Bijbelverhaal over het leven van Jozef was bedoeld om de kleurling te stichten. De witte had zijn
Statenbijbel, of hij hem nou begreep of niet.

Vreemd genoeg speelde kleur geen enkele rol in de onder Apartheid gepropageerde ontstaansgeschiedenis van het Afrikaans. Midden vorige eeuw werd het Afrikaans vooral gevierd als de jongste prins van de Germaanse taalfamilie. Ja, baie kwam uit het Maleis: banyak. En ook het Portugees had zijn sporen nagelaten (de genitief-s zou daar vandaan komen: ‘hom se boek’), maar verder zat het Afrikaans vol oud-Nederlandse woorden zoals krans voor steile rots, astrant voor eigenwijs. Soms was een woord terug te voeren tot het Zeeuws, het Fries of het Saksisch.

En die woordherhaling dan? Ek het dit nou nou gedoen. Dat kende ik uit het Petjoh: plan plan, orang orang. Reduplicatie heet dat, om meervoud of intensiteit aan te duiden; komt bij meer talen met een bruin randje voor, het pidgin-Engels zit er
vol mee. Creolisering noemt men dat fenomeen ook wel. Maar in de Zuid-Afrikaanse publicaties uit die tijd werd de taal zo wit mogelijk gehouden. Reduplicatie zou ook in sommige dialecten voorkomen, ook elders in Europa kwam het voor; zelfs het Tsjechisch werd erbij gehaald. En die dubbele ontkenning? Sloop die ook niet in het Neger-Hollands op de Deense Antillen? Nee, die kwam uit Vlaanderen. Er stonden twee broers uit Aarschot op de scheepslijst van de VOC. Daar plakken ze tot op de dag van vandaag een tweede ‘niet’ in een ontkennende zin.

Onderzoek naar de taalinvloed van Khoikhoi en San stond in de kinderschoenen. Toen spraken we overigens nog gewoon over Bosjesmannen en Hottentotten. Dat laatste woord gebruikte Van Riebeeck in een brief aan de Heren Zeventien, want hij vond het volk dat hij in de Kaap aantrof maar een stelletje stotteraars; hottentot is een oud Nederlands woord voor stotteraar, bovendien waren die Hottentotten niet geschikt voor enige arbeid, ze waren ergens tussen aap en mens blijven steken. Het was dan ook officieel verboden hen als slaaf te gebruiken. Daarom importeerde men slaven uit West-Afrika, Madagaskar of Nederlands-Indië.

Nu weten we dat die mensen bij het ontstaan van het Afrikaans wel degelijk een rol hebben gespeeld: Baas vereenvoudigt zijn taal voor slaaf. Slaaf geeft taal vereenvoudigd door aan kind van baas. En zo is het Afrikaans ontstaan, in een vrij
korte tijd zelfs. Maar de onderzoekers uit de Apartheidstijd hielden het liever op een Dietse Talenbotsing. Verdomd dacht ik: ook Italiaans bloed in Zuid-Afrika. Ik besloot Afrikaans te gaan studeren.’

De vergiftigde prins werd voor het eerst volledig gepubliceerd in De Zuid-Afrika-boeken (uitgeverij Atlas Contact, februari 2017).

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *