Nu we weten waar de naam Peking vandaan komt, is de tijd rijp voor een andere vraag: waarom zouden we Beijing moeten zeggen? Die benaming is weliswaar in opmars, maar we hádden toch al een woord voor de hoofdstad van China? Tweede en laatste deel van een taalkundige zoektocht.
Oké Jeroen Wiedenhof, waar komt dat Beijing eigenlijk vandaan? ‘Dat we Beijing zijn gaan zeggen, is het gevolg van het feit dat we Beijing zijn gaan schrijven,’ antwoordt Wiedenhof, onderzoeker en docent Chinese taalkunde aan de universiteit van Leiden. Hij stelt dat, bij ons in het Westen, de reisbranche de ontwikkeling heeft gestart. ‘In reisbureaus heb ik het woord Beijing voor het eerst in de openbare ruimte gezien. Tegenwoordig zullen ze er raar opkijken als je een ticket naar Peking bestelt. Maar het gaat natuurlijk om een veel breder vraagstuk.’ Namelijk: hoe duiden we locaties buiten ons taalgebied aan? Er zijn wel meer grote steden die we nu eenmaal anders noemen dan de bewoners van die steden zelf doen. Wij hebben het over Parijs, maar in Frankrijk zeggen ze Paris. Inwoners van Kopenhagen noemen hun woonplaats København. Enzovoorts.
Pingpongdiplomatie
De hoofdstad van China heet in onze contreien sinds de zestiende eeuw Peking. Het oprukkende woord Beijing heeft echter niet met onze spreektaal te maken, maar met schrijftaal. En de manier waarop wij het Chinees opschrijven in onze eigen taal is de laatste decennia nogal veranderd, stelt Wiedenhof. ‘De grootste ommezwaai is dat er eenheid in is gekomen.’ Die was er dus niet, want… Hier moeten we even terug naar het verleden. Na de Tweede Wereldoorlog vochten communisten en nationalisten in China een burgeroorlog uit. De communisten van Mao Zedong wonnen, de nationalisten weken uit naar het eiland Taiwan. Tijdens de Koude Oorlog besloot het anticommunistische Westen dat in Taiwan het echte China lag. Pas in 1971, na de fameuze pingpongdiplomatie van de Amerikaanse president Richard Nixon, nam de Volksrepubliek China (van het vasteland) die status over. Taiwan werd uit de Verenigde Naties gegooid, en de Chinese zetel in de VN-Veiligheidsraad werd voortaan bekleed door Peking.
Pinyin
Dat was een enorme omslag, en niet alleen vanuit geopolitiek oogpunt. De Volksrepubliek China – communistisch China, vasteland-China, Peking-China – had in de jaren vijftig een eigen systeem ontwikkeld om Chinees in Latijnse letters weer te geven. Dat systeem heette Hanyu Pinyin. Het was alleen bedoeld voor Standaardmandarijn, oftewel: algemeen beschaafd Chinees. Dat is de enige taal die je ermee kunt schrijven. Met de komst van de vasteland-Chinezen naar de Verenigde Naties kwam ook dit pinyin mee, en het werd de norm. In 1982 volgde acceptatie door de Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) in Genève, een instantie die wereldwijde normen vaststelt voor, nou ja, zo ongeveer alles. Toch werd pinyin nog lang gewantrouwd door het Westen. Wiedenhof: ‘In de jaren zestig zou je het niet in je hoofd halen om een Chinese naam in het pinyin te schrijven. Dat was een door communisten ontwikkeld systeem. Als wetenschapper deed je dat niet.’
Eén land, vier systemen
Als student moest de taalkundige in 1977 maar liefst vier verschillende transcriptiesystemen leren voor Mandarijn. ‘Je had de Yale-transcriptie, die veel gebruikt werd in het onderwijs, het pinyin was van de rooien, voor de wetenschap was er de Wade-Giles-transcriptie en dan had je de Nationale Romanisatie uit de vroege Chinese Republiek. Ontzettend onhandig.’ En nu heeft het pinyin gewonnen. ‘Heden ten dage hoeven studenten Mandarijn maar één transcriptie te leren: pinyin.’ Ondertussen stelde China zich langzaam open voor buitenlands toerisme, en het pinyin drong door tot reisbureaus in het Westen. Wiedenhof: ‘Die ontvingen folders over reizen naar Beijing. Zo kregen ze dat woord binnen.’
Wat doet de Bosatlas?
Over naar Nederland. De voorlaatste halte op deze reis door de kwestie Peking-Beijing is een nationaal instituut op het gebied van geografische aanduidingen: de Bosatlas. ‘In de Bosatlas kiezen we voor het weergeven van plaatsnamen in de regel voor het endoniem,’ laat Tjeerd Tichelaar van Noordhoff Uitgevers per mail weten. ‘Dat wil zeggen: de schrijfwijze (of een transliteratie daarvan) zoals die in het land waar de plaats zich bevindt officieel is.’ Nederlanders komen immers – via reizen of internationale media – steeds vaker de echte namen van buitenlandse objecten tegen. Kent een land een niet-Romeins schrift, zoals China, dan ‘houden we ons voor zover mogelijk aan de schrijfwijze die de VN op aangeven van het land in kwestie aanbeveelt,’ zegt Tichelaar. ‘Voor de omzetting van Chinese karakters naar het Romeinse alfabet is deze sinds 1977 gebaseerd op het zogenaamde pinyin.’
De geografische werkelijkheid
Vandaar dat de Bosatlas eerst het endoniem weergeeft, met erachter, tussen haakjes, het zogeheten exoniem: een afwijkende Nederlandse naam voor plaatsen in gebieden waar het Nederlands geen officiële status heeft. Dus: London (Londen), en Beijing (Peking). Dat is handig, want de Bosatlas is ervoor bedoeld ‘om mensen vertrouwd te maken met de geografische werkelijkheid wereldwijd,’ zegt Tichelaar. Met een voorbeeld: ‘Iemand die naar Italië op vakantie gaat – wat een eeuw geleden nauwelijks voorkwam, maar tegenwoordig vrij normaal is – zoekt op de borden tevergeefs naar Florence. Het is dus van belang dat men weet dat de plaats die wij in het Nederlands Florence noemen in werkelijkheid Firenze heet.’ Analoog hieraan wil de Nederlander die naar China gaat en geen Chinees kan lezen, wél weten wat ‘Beijing’ daar op de borden betekent. Helder.
Het laatste woord
Het laatste woord is aan de Nederlandse Taalunie, de organisatie achter het Groene Boekje. Wat moet de Nederlander doen die thuisblijft, maar tóch af en toe over China wil praten en schrijven? Gewoon Peking zeggen, adviseert de Taalunie. Om daaraan toe te voegen: ‘In de praktijk komt Beijing ook steeds vaker voor in Nederlandse teksten.’
Leuk! En stukken grondiger dan wat ik er destijds over heb geschreven. Tja, een loffelijk streven om endoniemen te gebruiken, maar het blijft natuurlijk altijd een benadering van de werkelijke uitspraak, zeker als je klanken die ingrijpend verschillen van de onze toch in Latijnse letters wilt proberen te vangen. Want wie mocht denken dat je Beijing uitspreekt als ‘beedzjing’ komt danig bedrogen uit: nog even daargelaten dat er ook nog tonen bij horen (tamelijk essentieel in het Chinees) spreek je de pinyin-b helemaal niet uit als b maar als p, en de j zit ergens tussen een ts en een tsj in. Peetsjing dus ongeveer.
Inderdaad: Peetsjing, dat heeft Wiedenhof me verteld. Hoe leg je dát nou weer uit aan de lezer, dacht ik. Fascinerend, dat wel. Uiteindelijk is het gewoon een keuze die wordt gemaakt, zonder per se goed of fout.
Ik snap enigszins waar je vandaan komt, maar toch ben ik het niet helemaal eens met jou uitleg over de uitspraak. Misschien makkelijk spreken met een cursus als achtergrond, maar ik vind de uitspraak nog steeds aanzienlijk meer klinken zoals jij beedzjing schrijft, wat in pinyin uiteraard Běijīng is. Ik denk dat het een goed idee zou zijn als we in het westen pinyin meer zouden normaliseren.
Nog curieuzer is de gewoonte van Amerikaanse nieuwslezers om de j in Beijing op z’n Frans uit te spreken, ‘beezjing’ dus. Vooral curieus omdat de j om z’n Engels juist behoorlijk dicht bij de Chinese uitspraak komt.
Het viel mij op dat toen in 2008 de Olympische Spelen in China gehouden werden de Nederlandse pers opeens over Beijing gingen spreken en met afschuw spraken tegen mensen die het over Peking hadden.
Tot mijn verbazing is de nu met de spelen in 2022 weer compleet andersom en schijft en spreekt iedereen over Peking.