SCHAVERDIJN (znw.)
a. Schaats.
Waarschijnlijk onder de invloed van schaven, van een verkleinwoord van het Franse savate (o.a. ‘versleten pantoffel’).
‘Oock speeldemen op de voornoemde merct … met ysblocken, ende men reet daer op met Schaverdeynen, het welcke men te voren niet ghesien en hadde.’
– Uit Die Historie van Belgis, M. van Vaernewijck, 1566.