Gezien in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT), het grootste lexicon ter wereld. Maar wat betekent het?
SCHACHELEN (ww) schachelde, heeft geschacheld
a. Door een mijnschacht bewegen. ‘En zij zoefden door den schacht naar benêe, de pikzwarten koolen tegemoet, zoo snel, dat hunne helmen hun booven de haaren zweefden, het tempo der gietijzeren lift amper bijbeenen kunnende.’
b. Luidkeels lachen, schateren. ‘Men hoorde een naar geluyd van schachchelen en schateren, Een spook van Dagons geest, door alle benden klateren.’
c. Masturberen. (mannelijk)
d. Rochelen. ‘Moe schachelde een fluim richting de kwispedoor – plets! Mis.’
e. Weet niet.
Klik hier voor het antwoord.