In zijn nieuwe boek Babel beschrijft Gaston Dorren de twintig grootste talen ter wereld (tweedetaalsprekers meegerekend). Een ervan is Portugees, dat door een uitgebreid koloniaal rijk is verspreid. Ook Nederland was ooit een koloniale macht. Waarom is de Nederlandse erfenis op taalgebied zo anders? Een samenvatting, onder eindredactie van Dorren zelf.
Vijf zeevarende Europese naties hebben eeuwenlang tal van overzeese handelsposten en gebiedsdelen in Amerika, Afrika en Azië bestierd: Spanje, Portugal, Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland. Zodoende hebben ze ook alle vijf hebben hun taal buiten Europa verspreid, maar bepaald niet in gelijke mate. Binnen dat groepje van vijf is het Portugees op taalgebied het succesnummer, de krantenjongen die het tot miljonair heeft geschopt. Ons Nederlands is juist het andere uiterste: de schlemiel, de krantenjongen die eeuwig krantenjongen is gebleven (en straks door internet overbodig dreigt te worden).
Cijfers
Een paar cijfers kunnen dat aantonen. Zowel Portugal als de Noordelijke Nederlanden hadden rond 1500 ongeveer een miljoen inwoners. Vijf eeuwen later heeft Nederland weliswaar een stuk meer inwoners dan Portugal (17 miljoen om 10 miljoen), maar is het Portugees ongeveer tien keer zo wijdverbreid als het Nederlands: 225 miljoen om 25 miljoen of, als we tweedetaalsprekers meerekenen, 275 miljoen om 28 miljoen. Nog zo’n scherp contrast: van de Nederlandstaligen woont 98 procent in het ontstaansgebied van de taal, in Nederland en Vlaanderen dus, terwijl de sprekers van het Portugees zich juist voor meer dan 95 procent buiten de Europese bakermat bevinden en voor nog geen 5 procent in Portugal. De welhaast epidemische verspreiding van het Portugees is niet te verklaren uit bewuste inspanningen om die taal overzee aan de man te brengen, want de Portugezen hébben zich daar nooit voor ingespannen. Eigenlijk heeft van de vijf grote koloniale mogendheden alleen Frankrijk dat geprobeerd, met name vanaf de negentiende eeuw. Veel effect heeft dat op de meeste plaatsen niet gehad. Nee, er moet iets anders aan de hand zijn met het Portugees en het Nederlands. Maar wat?
Een zeer korte geschiedenis van het kolonialisme
Columbus had zijn grote reis nooit kunnen maken als er niet doorheen de hele vijftiende eeuw al vele andere ontdekkingsreizen waren gemaakt. Geïnspireerd door prins Hendrik, een landrot die veel later de bijnaam ‘de Zeevaarder’ zou krijgen, kozen met name vermetele Portugezen het ruime en ongewisse sop. Ze voeren een heel eind naar zowel het westen, recht door zee, als het zuiden, langs de Afrikaanse kust. Zo (her)ontdekten ze een heel stel onbewoonde eilanden, waar ze als het even kon nederzettingen stichtten. De Portugezen begonnen ook al vroeg plantages te stichten in het dunbevolkte Brazilië. De arbeidskrachten die daarvoor nodig waren haalden ze van overzee. Steeds meer Afrikanen werden gevangengenomen (vooral door mede-Afrikanen), onder erbarmelijke omstandigheden naar Amerika verscheept (op dat moment nog vooral door Portugezen) en op plantages als dieren behandeld (door Portugezen en Spanjaarden, beiden in hun eigen koloniën). Omwille van die mensenhandel stichtten de Portugezen nieuwe versterkte handelsposten aan de Afrikaanse westkust, onder meer in Guinee-Bissau (Portugees tot 1974) en Angola (tot 1975).
Nederland haakt in
In 1580 kwam Portugal onder de Spaanse kroon, een situatie die zestig jaar zou duren. Frankrijk, Engeland en Nederland wisten in die periode een deel van de handel rond de Indische Oceaan over te nemen. Met name Nederlandse kooplieden hadden een tijdlang een sterke positie. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) bouwde en veroverde niet alleen handelsposten en forten in India (1605–1825), maar ook op de Molukken (1599–1945), op Java (1619–1945), in Maleisië (1641‑1795) en Japan (1641–1854). Daarnaast bezette en bestuurde ze aanzienlijke delen van Taiwan (1624–1662) en Sri Lanka (1640–1796). Bovendien stichtte de VOC op de zuidpunt van Afrika een verversingspost voor schepen op weg naar Indië. Ongepland vestigden zich daar aanzienlijke aantallen Nederlanders en andere Europeanen, waardoor de Kaapkolonie uitgroeide tot een omvangrijke volksplanting, die tot 1795 in Nederlandse handen zou blijven.
Nieuw-Nederland en Nieuw-Holland
Ook op het Amerikaanse continent werden Frankrijk, Engeland en Nederland in de zeventiende eeuw actief. In Noord-Amerika vormde Nieuw-Nederland (1614–1667) een serieuze volksplanting rondom Nieuw-Amsterdam, net zoals Nieuw-Engeland, Virginia, Nieuw-Frankrijk, Nieuw-Spanje en zelfs Nieuw-Zweden dat waren. Er was geen Nieuw-Portugal. Het vasteland rondom de Caraïbische Zee bleef grotendeels Spaans, maar in Guyana, dat ook vaak tot het Caraïbisch gebied wordt gerekend, veroverde Nederland in 1667 een kolonie. Het hart daarvan, Suriname, zou tot 1975 Nederlands blijven. In Brazilië probeerde zowel Nederland (Nieuw-Holland, 1630–1654) als Frankrijk een tijdlang zijn heerschappij te vestigen over enkele kuststreken, maar Portugal wist zich te handhaven.
Het einde van het koloniale tijdperk
In Brazilië lokte de goudkoorts honderdduizenden Portugese mannen aan, maar weinig vrouwen. De vele huwelijken tussen mannen van Portugese herkomst en vrouwen van Afrikaanse herkomst resulteerde in een snel groeiende bevolking die overwegend Portugees sprak. In de vroege negentiende eeuw werden vrijwel heel Zuid‑ en Midden-Amerika onafhankelijk, alsmede Mexico. Daarmee waren Spanje en Portugal het leeuwendeel van hun overzeese territorium kwijt. Nederland daarentegen bouwde in deze eeuw zijn Indonesische bezittingen enorm uit tot vrijwel het hele gebied dat nu Indonesië heet. Tijdens de zogeheten Wedloop om Afrika, tussen 1880 en 1913, werd vrijwel het hele continent verdeeld tussen vier van de vijf traditionele koloniale machten (Nederland concentreerde zich op Indië) plus drie nieuwe medestrevers: België, Duitsland en Italië. Portugal wist twee van zijn aloude bezittingen aan de kust, Angola en Mozambique, uit te breiden tot diep in het binnenland. Na de Tweede Wereldoorlog zijn vrijwel alle overzeese gebieden zelfstandig geworden.
Taalverschuiving in de koloniën
Het zou buitengewoon merkwaardig zijn als eeuwen van overheersing, volkerenmoord, epidemieën, migratie en mensenhandel het ‘taalbestel’ in de wereld níét op zijn kop hadden gezet. En dat hebben ze inderdaad. In sommige gebieden spreekt de bevolking nu een Europese taal. Madeira, de Azoren, de Falklandeilanden en nog een aantal kleine gebieden waren simpelweg onbewoond totdat Europese kolonisten zich er vestigden. Maar dat zijn uitzonderingen. Veel vaker is het voorgekomen dat inheemse bewoners na verloop van tijd een minderheid in hun eigen woongebied werden, of een onderdrukte meerderheid, als gevolg van massale, militair gesteunde immigratie vanuit Europa. In de meeste gevallen bezweek bovendien een groot deel van de oorspronkelijke bevolking aan infectieziekten, uitbuiting of regelrechte genocide. Dat is vooral op het Amerikaanse continent in huiveringwekkende mate gebeurd, en daar zijn Europese talen nu dan ook dominant. (Hetzelfde scenario heeft zich later op wat kleinere schaal herhaald in Australië, met hetzelfde resultaat.) Om precies te zijn domineren de talen van díé mogendheden die als eerste een langdurige heerschappij wisten te vestigen, zoals het Engels in de Verenigde Staten en het Portugees in Brazilië. Grote aantallen latere immigranten, bijvoorbeeld Italianen, Duitsers en Oost-Europeanen, namen de reeds gevestigde talen over.
Aflopende zaak
Ten tweede zijn er gebieden, vooral rondom de Caraïbische Zee, waar nieuwe talen zijn ontstaan op basis van contacten tussen sprekers van Europese en uiteenlopende Afrikaanse talen. Ten derde zijn er veel landen waar een Europese taal wel een hoofdrol vervult, maar waar men in het dagelijks leven vooral andere talen spreekt. Zo’n rolverdeling tussen de ‘Very Important Language’ of VIL enerzijds en de spreektalen anderzijds is typerend voor Afrika bezuiden de Sahara, met enkele uitzonderingen. In verreweg het grootste deel van Afrika hebben zich geen grote aantallen Europeanen blijvend gevestigd, zodat hun taal zich beperkte tot de sfeer van bestuur en onderwijs. Ten slotte zijn er landen waar de koloniale talen nu de tweede viool spelen, of zelfs schitteren door afwezigheid. Dat komt vooral veel voor in Azië, waar zich (buiten de voormalige Sovjet-Unie) nergens veel Europeanen gevestigd hebben. In Goa en Macau is het Portugees een aflopende zaak en in Indonesië leren alleen sommige historici en juristen nog Nederlands, met als doel oude documenten te begrijpen.
De kleintjes van 1500
De talen van Portugal en Nederland, zo constateerden we aan het begin van dit hoofdstuk, hadden vijf eeuwen geleden een bescheiden verspreidingsgebied. Beide landen bouwden koloniale rijken op die, bij alle morele en humanitaire bedenkingen, ontegenzeggelijk indrukwekkend waren. Maar waar het Portugese taalgebied groeide en nog steeds groeit, gold en geldt dat voor het Nederlandse nauwelijks. Hoe komt dat? Kort gezegd is het antwoord: de Portugezen zaten op de juiste momenten op de juiste plaatsen, terwijl Nederland telkens op de verkeerde plaats zat, of op de goede plaats, maar dan op het verkeerde moment. De beste gelegenheden voor langetermijntaalverspreiding waren, achteraf gezien, de kolonisatie van de Amerika’s (met uitzondering van het Caraïbisch gebied) en, veel later, de opdeling van Afrika.
Portugal was erbij…
De Portugezen waren erbij. Ze stichtten begin zestiende eeuw de kolonie Brazilië, verdedigden die later met succes tegen hun concurrenten en bevolkten het gebied vervolgens door middel van massale migratie: bijna een op de drie inwoners van Portugal trok eind achttiende eeuw naar Brazilië! In Afrika hield Portugal koppig vast aan oude, niet meer rendabele slavenforten langs de kust, waardoor het eind negentiende eeuw volop kon meedoen aan de verovering van het continent onder de Europese mogendheden.
…en Nederland niet
Nederland was er niet bij. Het koloniseerde weliswaar ook volop in Amerika, maar zijn Noord-Amerikaanse bezittingen raakte het al gauw kwijt aan de Engelsen, en de Zuid-Amerikaanse aan de Portugezen. Net als Portugal had het slavenforten in Afrika, maar die verkocht het aan Groot-Brittannië vlak voordat de Wedloop om Afrika begon, zodat het daar niet aan meedeed. De Zuidelijke Nederlanden waren wel van de partij (België dus), maar dan in het Frans. Een veel sterkere positie had Nederland in Azië en het Caraïbisch gebied, inclusief Suriname en omstreken. Maar juist daar maakten de Europese talen dan weer weinig kans: in Azië was de inheemse bevolking veel te omvangrijk, terwijl in grote delen van het Caraïbisch gebied de meeste mensen creooltalen spraken. Sinds de twintigste eeuw zijn de Europese talen in die regio wel in opmars, en in Suriname profiteert het Nederlands daarvan mee. Maar ja, met Suriname alleen heb je nog geen wereldtaal.
Afrikaans
Een geval apart is nog het Afrikaans van Zuid-Afrika. Weinig Nederlandse gebiedsdelen hebben ooit zo veel kolonisten getrokken als de Kaapkolonie, en het Nederlands was er lange tijd dominant. Maar de taal begon er al snel flink te veranderen onder invloed van de talrijke Europese en inheemse anderstaligen, en nadat de kolonie door de Britten was veroverd, onderging de taal niet langer de standaardiserende invloed die doorgaans uitgaat van contact met het moederland.
De reus en zijn landje
En zo kon het gebeuren dat het Portugees de op zes na meest gesproken taal ter wereld werd, terwijl het Nederlands zelfs binnen Europa maar een middenmotertje bleef. En zo kon het tevens gebeuren dat Portugal, de naamgever van deze talige wereldmacht, zijn greep erop kwijtraakte. De meeste mensen die Portugees als tweede taal leren, kiezen Braziliaans: dat wordt gesproken door 80 procent van de lusofonie (de Portugeestalige wereld), en ook nog eens in het land met de grootste economie en een bruisende cultuur. Portugal is met slechts 5 procent van alle sprekers domweg niet opgewassen tegen de reus die het heeft geschapen. Onder Portugezen heerst er een wijdverbreid sentiment dat zij, als de uitvinders van de taal, het recht hebben om te beoordelen hoe die behoort te worden gesproken en geschreven, temeer omdat die lui aan de overkant de grammatica behoorlijk naar de gallemiezen hebben geholpen. Ze vinden het maar niks dat de Brazilianen zich weinig gelegen laten liggen aan het verschil tussen ‘u’ en ‘jij’ (você en tu). Ze vinden het maar niks dat de Brazilianen voornaamwoorden verschuiven naar plekken waar voornaamwoorden niets te zoeken hebben, of ze helemaal weglaten.
A terrinha
De Portugezen mogen dan ongelukkig zijn met hun talige onttroning, de Brazilianen zijn zich nauwelijks bewust van welke animositeit dan ook. Zij lijken bij Portugal ongeveer hetzelfde te voelen als veel volwassenen bij hun ouder wordende ouders: na het tumult van de puberteit en de economische worsteling van de jonge volwassenheid ontstaat er een nieuwe, meer vrijblijvende genegenheid. De bijnaam waarmee de Brazilianen hun Europese moederland wel aanduiden, geeft hun houding treffend weer: Portugal is voor hen a terrinha – ‘het landje’.
Bovenstaande samenvatting van het hoofdstuk ‘Portugees’ is tot stand gekomen in samenspraak met Gaston Dorren. De volledige versie werpt ook licht op de andere drie grote koloniale talen. Verder geven de hoofdstukken over het Maleis en Javaans meer informatie over de taalgeschiedenis van Indonesië, ook in de koloniale tijd.
Babel van Gaston Dorren verschijnt op 23 mei bij uitgeverij Athenaeum.