Nedersaksisch en Plattdeutsch (2): Hoe de Hanze haar taal oplegde aan half Europa – tot het geld opraakte

De Tyskebryggen (‘Duitse Kade’), een reeks handelshuizen van de Hanze in Bergen, Noorwegen.

Een voorloper van het Nedersaksisch werd ooit van Twente tot aan Litouwen gesproken. Dit Middelnederduits dankte zijn opkomst aan de Hanze, een machtig samenwerkingsverband van kooplieden uit de Middeleeuwen. Totdat de taal werd afgedankt. ‘De snelheid waarmee de steden dat deden, is verbluffend.’

Dat er grote overeenkomsten bestaan tussen het Middelnederduits of Plattdeutsch en Nederlandse dialecten, weten we. Maar hoe werd die taal zo machtig? Om dat te begrijpen, moeten we naar Lübeck. De stad, in het noorden van Duitsland, werd in 1143 gesticht. Lokale handelaren kregen met haar haven aan de Oostzee toegang tot afzetmarkten in West-Europa en Noord-Rusland. Al snel ontdekten ze dat ze hun commercie konden beschermen en uitbouwen door samen te werken. Dit samenwerkingsverband – dat geen officiële stichtingsdatum kent – groeide in de daarop volgende eeuwen uit tot de zogeheten Hanze: een machtige, internationale organisatie die niet alleen voordelig kon inkopen, maar ook prijzen bepaalde, soms een monopoliepositie afdwong en zelfs oorlog voerde. De Hanze strekte zich op haar hoogtepunt uit van Londen en Brugge in het westen tot Novgorod in Rusland. In Nederland zijn onder meer Groningen, Kampen en Venlo voormalige Hanzesteden.

Verder lezen →

WeetNieT: Wat is een kevelbek?

Kevelbek

Een WeetNieT is een onbekend woord uit het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT), het grootste lexicon ter wereld. Wat betekent het?

KEVELBEK (znw.)

a. (Persoon met een) Gezicht als van een kever of insect.
Vgl. keverbek.
‘Boktor! Vliegend hert! Poppenrover! Letterzetter… met uwe kevelbek!’

b. Persoon met een snor.
Vgl. knevelbek.
‘En toen werd ik hem gewaar — daar achter ‘t stuur, in de cabine van een bloedrode, walmende truck met oplegger. Het was een lange kevelbek, met haar van de neusvleugels tot aan weerszijden van de kin.’

Verder lezen →

Rembrandt bezat slechts 22 boeken – nogal karig, in de Republiek

Overvallen door ijsberen bij het laden van de sleden, 1596. Gravure door een anonieme kunstenaar naar de belevenissen van Gerrit de Veer. De Veer was met zeevaarder Willem Barentsz gestrand in het ijs bij Nova Zembla. Na terugkeer stelde de Amsterdamse uitgever Cornelis Claesz hem voor om zijn verslag van de expeditie uit te brengen, wat een zeer gewild boek opleverde. Linksboven op de prent: het Behouden Huys. (Rijksmuseum)

De VOC, de grote meesters: ze bepalen ons beeld van Nederland in de zeventiende eeuw. Maar de Republiek was ook het centrum van de internationale boekenwereld, zo betogen Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen in hun zeer lezenswaardige werk De boekhandel van de wereld. Een fragment uit de ouverture, die barst van de verrassingen.

Meer plaats voor het boek
‘Toen Rembrandt zich in 1656 gedwongen zag zijn faillissement aan te vragen, werd er een complete inventaris opgesteld van al zijn nog resterende bezittingen. Naast de schilderijen, de meubels en het overige huisraad in het pand aan de Breestraat vermeldde die niet meer dan tweeëntwintig boeken. Rembrandt was een van de grootste kunstenaars van zijn tijd, maar hij was ontegenzeggelijk in een diep dal beland. Bij een eerdere verkoop had hij al afscheid moeten nemen van het grootste gedeelte van zijn kunstcollectie; wat overbleef waren de droeve resten van een spilzieke en genotzuchtige levensstijl als gevierd kunstenaar. Dat Rembrandt maar tweeëntwintig boeken bezat, en dat nog wel in Amsterdam, is tekenend voor zijn deplorabele situatie. Want juist in die tijd waren boeken alomtegenwoordig in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Een aantal van de schitterendste boekwerken van dat tijdsgewricht zag daar het licht. Er woonden meer mensen die boeken lazen – en bezaten – dan waar ook in Europa.’

Verder lezen →

Waarom Nederlanders aan hun baan hun identiteit ontlenen (volgens cultuurhistoricus Herman Pleij)

Een opperkoopman van de VOC. Door Aelbert Cuyp, ca. 1640–1660. (Rijksmuseum)

Werk bepaalt tot op grote hoogte de Nederlandse identiteit – en dat al sinds de Middeleeuwen, zegt Herman Pleij.

Naar aanleiding van een uitzending van het VPRO-programma Tegenlicht (zondag 24 maart, NPO 2, 21:05 uur) over bullshit jobs – oftewel: zinloze banen – realiseerden we ons dat Nederlanders in een gesprek al gauw beginnen over werk, terwijl dat in sommige andere culturen ongebruikelijk of zelfs ongepast is. Als iemand het verband tussen werk en onze nationale identiteit zou kunnen duiden, dan toch cultuurhistoricus en emeritus hoogleraar Middeleeuwse letterkunde Herman Pleij.

Verder lezen →

Nedersaksisch en Plattdeutsch (1): In Duitsland zeggen ze ‘appel’ en ‘maken’, net als bij ons

Het vlakke Emsland, net over de grens bij Drenthe en Groningen

Het Nedersaksisch, de taal van Bennie Jolink en Daniël Lohues, kreeg in oktober vorig jaar een hogere status als regionale minderheidstaal. Vroeger had het die erkenning niet nodig: toen konden sprekers van het Gronings of het Drents in half Europa terecht. Nou ja, soort van.

Nederlandse dialectsprekers lopen er weleens tegenaan: het Fries krijgt erkenning, maar hun eigen taal niet. En dat terwijl het verspreidingsgebied ervan veel groter is dan iedereen denkt, zo hoor je dan. Het Nedersaksisch bijvoorbeeld – met onder meer Gronings, Twents, Sallands en Achterhoeks – zou tot in het Baltisch gebied gesproken worden. Dat is echter een Verder lezen →

WeetNieT: Wat is takketeilen?

Een WeetNieT is een onbekend woord uit het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT), het grootste lexicon ter wereld. Wat betekent het?

TAKKETEILEN (ww., znw.)

a. Krachtterm.
‘Dat maakt zevenennegentig cent, meneer.’
– ‘Voor een bord hachee? Takketeile!’

b. Schertsende handtastelijkheden.
‘Het tacketeylen evenwel / Of ander dertel hant-gespel / En dient voor al geen jonge maegt.’

Verder lezen →

Linguisticator (5): Serdar Gözübüyük is scheidsrechter Grootoog

Scheidsrechter Serdar Gözübüyük in actie. (foto: KNVB Media)

Ik ben een slechte student. Mijn onlinecursus Turks sleept zich voort, en daarom heb ik mezelf beloofd dat ik binnenkort, na de eerste fase, mag stoppen. Nog even doorzetten dus – wat me gelijk een onverwachte parel aan kennis opleverde omtrent Eredivisie-scheidsrechter Serdar Gözübüyük.

De cursus startte ruim een jaar geleden, toen ik had ontdekt Verder lezen →

Het Nederlands van de Gouden Eeuw: schrijvers deden moeilijk, kranten juist niet

Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585–1618), toneelschrijver en dichter met een ‘kunsttaal’. Door Hessel Gerritsz, naar Willem Pietersz. Buytewech, 1678. (Rijksmuseum)

Het Nederlands werd gevormd in de welvarende, multiculturele Republiek van de Gouden Eeuw. Schrijvers en dichters wilden een unieke taal hanteren, kranten juist niet, maar beide partijen hielden van zéér ingewikkelde zinnen.

Dat blijkt uit Een mooie mengelmoes, een nieuwjaarspublicatie van het Meertens Instituut. De auteurs zijn twee hoogleraren van de Radboud Universiteit Nijmegen: Nicoline van der Sijs en Marc van Oostendorp. We belden Van Oostendorp over het onderzoek en het Nederlands van de Gouden Eeuw.

Het Nederlands is ontstaan uit de dialecten van Holland, Brabant en Vlaanderen, zo krijgen we op school geleerd. Klopt dat nog steeds, of heeft jullie onderzoek iets anders uitgewezen?
Dat is een onderwerp waar Nicoline zich in het verleden veel mee heeft beziggehouden. Zij is het er niet helemaal mee eens, want ook de dialecten uit het oosten hebben een rol gespeeld. Maar ons boek gaat meer over de omgeving waarin het Standaardnederlands is ontstaan: te midden van andere talen. Verder lezen →

WeetNieT: Wat betekent haarzakker?

Haarzakker in het Woordenboek der Nederlandse TaalEen WeetNieT is een onbekend woord uit het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT), het grootste lexicon ter wereld. Wat betekent het?

HAARZAKKER (znw.)

a. Kaal persoon.
‘Een haarzakje of haarfollikel is de functionele eenheid van een haar met omringende structuren. Wie alleen nog haarzakjes zonder haren bezit, en dus kaal is, wordt dan ook een haarzakker genoemd.’

b. Ruziemaker; oneerlijk speler.
‘Den gast was even koppigh, nors eenen haer sacker, (…) en dede schier anders niet als aen sijn Vrouwe verwijten datse een Boerinne was.’
Verder lezen →

Het meest vertaalde Nederlandse kinderboek ooit is van Annie M.G. Schmidt

Minoes in het Engels. Vertaling: David Colmer. (Random House Children’s Books, VS, 2017)

Met een vierdelige documentaireserie over het leven van Annie M.G. Schmidt in aantocht vragen wij ons af: hoe doen haar boeken het eigenlijk in het buitenland? Heel aardig, zo blijkt. Minoes is het meest vertaalde Nederlandse kinderboek ooit en vertalers zijn dól op Schmidt. ‘Otje is een Russisch meisje.’

Ze worden vaak typisch Nederlands genoemd, de figuren uit de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt. Kijk naar Jip en Janneke, opgroeiend in de oer-Hollandse burgerlijkheid van de jaren vijftig. Of Floddertje, die eigenwijze viespeuk. Of Pluk, die zich vanuit de Petteflet heel sociaal inzet tegen het wegbulldozeren van de Torteltuin. En behoren de vele versjes niet tot het nationale erfgoed? Ik ben lekker stout en De spin Sebastiaan kennen we allemaal.

Toch slaat het werk van Schmidt (1911–1995) ook buiten de landsgrenzen aan. Wat heet: in de halve wereld zijn uitgaven verschenen, van Rusland tot Zuid-Afrika en van Argentinië tot Israël, tot in Azerbeidzjan aan toe. De Chinese Verder lezen →