Een Utrechtse notabele en haar Aziatische bediende

Batavia. Gezicht op het stadhuis en de Nieuwe Hollandse Kerk, waar de latere Utrechtse Sara Sibilla Verdion werd gedoopt. Frans Xaver Habermann, c. 1755–1779 (Rijksmuseum)

Slavernij vond plaats in de koloniën en niet hier, zo wordt in Nederland weleens gedacht. Het boek Slavernij en de stad Utrecht laat zien dat de werkelijkheid ingewikkelder in elkaar stak. Zo had Sara Sibilla Verdion uit Utrecht drie uit Azië afkomstige huisgenoten – tegen de wens van de VOC.

Na de Middeleeuwen miste Utrecht de boot, krijgen we geleerd – letterlijk. De ooit zo trotse bisschopsstad moest toezien hoe Amsterdam in de zeventiende eeuw uitgroeide tot een internationaal handelsknooppunt en een metropool van maar liefst 200.000 inwoners. In Utrecht zat geen kamer van de VOC, en dus ging de lucratieve expansie van de compagnie aan haar neus voorbij – al mocht de Domstad wel een bewindhebber benoemen in de kamer Amsterdam. Dat lokale regenten en handelaren uit frustratie plannen smeedden om een eigen kanaal naar de Zuiderzee te graven (die op niets uitdraaiden), is slechts een van de boeiende feiten uit Slavernij en de stad Utrecht.

De studie, die in opdracht van de gemeente Utrecht is uitgevoerd, werd afgelopen juni gepresenteerd en bevat essays van verschillende auteurs die steeds vanuit een ander perspectief hun licht schijnen op de Utrechtse bemoeienis met het mondiale slavernijverleden. Want die is er: ondanks de ondergeschikte positie ten opzichte van Amsterdam was de Domstad betrokken bij de slavenhandel en profiteerde ze van de opbrengsten. Een van de meeste verhalende essays uit het boek gaat over een welgestelde Utrechtse en haar huisgenoten, drie inwoners uit de Indische Archipel – ja, hier en daar was het straatbeeld in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden heus een (heel klein) beetje divers. Historica Esther Captain dook via archiefonderzoek in het leven van de bijzondere achttiende-eeuwers Sara Sibilla Verdion en Sibilla van Batavia. Hieronder volgt een door mij ingekorte versie.

Sara Sibilla Verdion en Sibilla van Batavia –
De verweven levens van een Utrechtse notabele en een Aziatische bediende

‘Sara Sibilla Verdion was 32 jaar toen ze haar huis aan de Minrebroederstraat 20 in Utrecht verliet voor een afspraak met de notaris. Daar liet ze in zwierige letters in haar testament vastleggen: “Al deze effecten die hier met eigen hand geschreven staan volgens mijn grootboek 1 en 2 heb ik mede ten huwelijk gebragt. Op den 13 maart 1741 is Sara Verdion die dit geschreven heeft getrouwt met Cornelis van Hengst.” Het notarisstuk ondertekende ze niet alleen met haar handtekening, maar ook met een frivole guirlande. Het doet vermoeden dat het een gelukkige dag voor Sara Sibilla was. Het was haar tweede huwelijk: een jaar eerder was ze weduwe geworden. Zij liet bij de notaris een imposante lijst van “aanbreng van goederen die vrouwe Sibilla Verdion, huisvrouw van Cornelis van Hengst” vastleggen: de documenten vermelden onder meer “de buytenplaats Schoondersigt”, “1 huys op de Oudegragt nevens 1 huysje daarbij en 2 kamertjes te Lauwersteegje gekogt voor 6500 [gulden, EC], nog onkosten aan vertimmering 2615 [gulden, EC].” Naast diverse huizen en ander onroerend goed in en om Utrecht bezat ze een immense hoeveelheid aan waardepapieren, waaronder een lange lijst aan Nederlandse obligaties en Engelse en Franse effecten. Zij was daarmee een aantrekkelijke partij voor haar zes jaar jongere echtgenoot Cornelis: ze bracht het enorme vermogen van 280.000 gulden mee naar de familie Van Hengst. Als kapitaalkrachtige vrouw in de achttiende eeuw behoorde ze tot de Utrechtse elite.’

Indisch huishouden
‘Het bijzondere van het archiefmateriaal dat over Sara Sibilla Verdion beschikbaar is, is dat daaruit blijkt dat zij ten minste drie uit Azië afkomstige huisgenoten in haar huis aan de Minrebroederstraat had. Hun namen waren Siti van Batavia, Lucretia van Batavia en Jan van Biesing; de laatste was een zoon van Lucretia. Hun aanwezigheid in huis moet voor Sara Sibilla Verdion een vertrouwde Indische sfeer met zich hebben meegebracht, aangezien zij zelf eveneens in Azië was geboren en getogen. Sara Sibilla Verdion werd op 12 september 1709 in Batavia, het huidige Jakarta, gedoopt als dochter van Govert Verdion (1681-1711) en Anna Catharina Comans (1684-1731). Beide ouders waren eveneens in Azië geboren en opgegroeid. Sara Sibilla Verdions grootvader Godard Verdion kwam in 1650 in de buurt van Rouen ter wereld, de hoofdstad van Normandië. Na zijn overtocht naar Azië vestigde Godard Verdion zich als goud- of zilversmid in Batavia. Zijn zoon Govert klom op tot onderkoopman bij de VOC. Batavia was de grootste Nederlandse vestiging in Azië en vormde het centrum van het VOC-rijk. Het gezin was in goeden doen en de jonge Sara Sibilla Verdion groeide in welstand op.’

Fortuin
‘Hoewel in het achttiende-eeuwse Batavia jong werd getrouwd, meisjes soms zelfs al op twaalf- of dertienjarige leeftijd, trouwde Sara Sibilla Verdion relatief laat: op 17 november 1729, toen zij twintig jaar was. (…) Haar bruidegom was Willem Hendrik Lons (1708-1740) (…). Hendrik was twintig jaar toen hij in 1728 de oversteek naar Batavia maakte om er fortuin te zoeken als onderkoopman bij de VOC, net als de vader van Sara Sibilla Verdion. Hendrik verwierf als tweede administrateur op de eilandjes Onrust en Kuiper (voor de noordkust van Java bij Batavia) in betrekkelijk korte tijd een groot kapitaal, zodat het echtpaar in staat was om relatief snel Azië te verlaten om zich omstreeks november 1736 als gezeten burgers van Utrecht te vestigen.’

Repatriërende VOC-dienaren moesten meegenomen slaafgemaakte bedienden in principe achterlaten in de Kaapkolonie

Achterlaten in de Kaapkolonie
‘Het is waarschijnlijk dat Sara Sibilla Verdion nog niet eerder haar geboorteland had verlaten. Tijdens de oversteek verkeerde zij niet alleen in het gezelschap van haar echtgenoot, maar ook Siti (en mogelijk ook Lucretia en zoon Jan) reisde(n) mee naar Utrecht. Dat was bijzonder, omdat de VOC probeerde de komst van slaafgemaakten vanuit Azië naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zoveel mogelijk te beperken. Repatriërende VOC-dienaren moesten meegenomen slaafgemaakte bedienden in principe achterlaten in de Kaapkolonie, tenzij zij uitdrukkelijk toestemming hadden om mensen mee te nemen. Na een paar maanden per zeilboot onderweg te zijn geweest vanuit Batavia, wachtten Sara Sibilla Verdion in Utrecht geen gemakkelijke jaren. In januari 1740 kreeg zij een doodgeboren kindje en op 13 juni van datzelfde jaar overleed haar echtgenoot. Als weduwe kwam ze met haar voormalige schoonvader Hendrik Lons overeen dat ieder de helft van het Indische vermogen van haar man kreeg. Zelfs de helft van zijn kapitaal was nog altijd immens: op basis van de notarisstukken is op te maken dat Sara Sibilla Verdion een erfenis met een waarde van 280.000 gulden ontving. Het equivalent daarvan zou heden ten dage ruim 2,6 miljoen euro zijn.’

Opnieuw getrouwd
‘Ongeveer driekwart jaar na het overlijden van haar echtgenoot trad Sara Sibilla Verdion opnieuw in het huwelijk, nu met Cornelis van Hengst (1715-1769), lid van de vroedschap van Utrecht. Ze waren een goede match: Van Hengst bekleedde een vooraanstaande functie en Sara Sibilla Verdion beschikte over een enorm vermogen. Uit haar tweede huwelijk kwamen twee kinderen voort die wel de volwassenheid bereikten.’

Vrij/ onvrij
‘Het is niet duidelijk welke status Siti van Batavia, Lucretia van Batavia en Jan van Biesing hadden toen zij deel waren van het Utrechtse huishouden van Sara Sibilla Verdion: waren ze onvrije slaafgemaakten? Of waren ze vrije personen? Hoe dan ook zullen ze binnen het gezin Van Hengst hun eigen taken hebben gehad, zoals het doen van inkopen, de zorg voor de kinderen, schoonmaken van en onderhoud aan en om het huis. Hun levens aan de Minrebroederstraat 20 waren nauw met elkaar verstrengeld: overdag waren Sara Sibilla, Cornelis en de kinderen in hun woonvertrekken te vinden, waar Siti en Lucretia hun maaltijden zullen hebben bereid en opgediend en allerlei andere taken verrichtten. Toch zal er waarschijnlijk sprake zijn geweest van gescheiden domeinen, omdat bedienden doorgaans maar tot een beperkt deel van het huis toegang hadden en in hun eigen bediendenkamers woonden.’

‘Thienduizend gulden’
‘Wel wordt uit de testamenten van Sara Sibilla Verdion duidelijk dat alle drie elk de jaarlijkse rente “op een capitaal van thienduizend gulden” zouden ontvangen “soo lange en tot er tijd en wijlen als zij sich hier ten lande sullen ophouden”. De optie dat Siti, Lucretia en Jan vrije personen waren of zouden worden, blijkt mogelijk uit het gegeven dat Sara Sibilla Verdion in haar testament rekening hield met de mogelijkheid dat de drie naar Azië zouden willen terugkeren: “bij vertrek van deselve van hier naar Oostindien, aan ieder van daar van het gemelde capitaal van thienduizend gulden zal moeten worden overgeven en ter hand worden gestelt de somme van vijftien hondert gulden alle het selve also aan de gemelde Siti en Lucretia van Batavia mitsgaders [evenals, EC] Jan van Biesing”. Dit lijkt er inderdaad op te wijzen dat Siti, Lucretia en Jan vrije Aziaten waren (geworden) die zelf konden beslissen waar ze zich wilden vestigen. Het is niet duidelijk of Lucretia van Batavia en haar zoon naar Batavia zijn vertrokken; over hen is verder weinig bekend.’

Sara Sibilla Verdion had bepaald dat haar kinderen Sibilla van Batavia een jaarlijkse toelage moesten uitkeren

Sibilla, van Batavia
‘Van Siti van Batavia is meer in de archieven terug te vinden, en wel onder de naam Sibilla van Batavia. Zij had zich tot het christelijk geloof bekeerd en zich in januari 1746 in de Jacobikerk laten dopen: “Meerderjarige Dr. [dochter] is na voorgaande belijdenisse gedoopt met de naam van Sibilla, zijnde haer toenaam Van Batavia.’ Duidelijk is dat zij is vernoemd naar Sara Sibilla Verdion. Die overleed op 11 juli 1767 op 56-jarige leeftijd. Van het sterfhuis aan de Minrebroederstraat vertrok een begrafenisstoet, bestaande uit een lijkkoets met 18 volgrijtuigen en 42 flambouwdragers naar de Buurkerk, waar Sara Sibilla Verdion werd begraven. De begrafenisrekening bedroeg 1217 gulden, het hoogste bedrag ooit voor een begrafenis van iemand uit de familie Van Hengst. Het laat zien hoe groot de staat was die Sara Sibilla Verdion bij haar leven en dus ook na haar overlijden nog kon voeren, een staat die mede te danken was aan het grote kapitaal dat haar eerste echtgenoot had vergaard. Zij keerde nooit terug naar haar geboorteland en had tot aan haar dood Sibilla van Batavia om zich heen. Sara Sibilla Verdion had niet alleen bepaald dat haar kinderen Sibilla van Batavia een jaarlijkse toelage moesten uitkeren, maar ook dat zij “haar anders in huis moesten nemen.” Sibilla van Batavia overleed op 3 maart 1781, dertien jaar na Sara Sibilla Verdion. De archiefstukken vermelden hierover: “Sibilla van Batavia, meerderjarige vrijster in de Hardebollenstraat, laat na geene vrienden, is begraven met 8 dragers, [kosten, EC] 2 gulden.”

Over de auteur:
Esther Captain (1969) is historicus en als senior onderzoeker werkzaam bij het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden, waar ze de onderzoekslijn postkoloniaal Nederland ontwikkelt. Daarnaast is ze verbonden aan het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950’. Ze is mede-auteur van Wandelgids sporen van slavernij in Utrecht/ Traces of Slavery in Utrecht. A Walking Guide (2012) en Oorlogserfgoed overzee. De erfenis van de Tweede Wereldoorlog in Aruba, Curaçao, Indonesië en Suriname (2010).

Over het boek:
Slavernij en de stad Utrecht, onder redactie van Nancy Jouwe, Matthijs Kuipers en Remco Raben. Walburgpers, 2021.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *