
Het Nederlands is nauw verwant aan het Duits. Toch leidt de behoefte aan inclusie in beide taalgebieden tot zeer verschillende resultaten. In het Duits wordt gestreden voor vrouwelijke zichtbaarheid, het zogeheten Gendern, in het Nederlands gaat daar juist een streep door. Waarom?
Dat Gendern een ding is, wist ik niet. Als u een Duitser bent en zich nu verbijsterd afvraagt waar ik al die tijd heb geleefd, dan is het antwoord: in Nederland. Als internationaal gastredacteur op de cultuurredactie van Die WELT, oftewel het Feuilleton, is de ophef voor mij dan ook iets totaal nieuws. Toch is mijn levensloop behoorlijk Duits. Ik groeide op in de grensstad Venlo, als zoon van een moeder uit de Eifel, keek als kind naar Die Sendung mit der Maus en las Max und Moritz. Tot op de dag van vandaag lees ik regelmatig Duits (o, die Gereon Rath-romans van Volker Kutscher!). Maar Gendern?
Natuurlijk schreven de Duitsland-correspondenten van de Nederlandse kranten wel eens over dat fenomeen. Dan ging het over nieuw bedachte woorden of tekens die vrouwen zichtbaarder moesten maken in de taal: over schuine strepen, hoofdletters binnen woorden, Gender-Sternchen (*) en dubbele punten met -innen erachter. Hun artikelen lazen als entertainment. Curiosa. Trends van voorbijgaande aard.
Meer dan een trend
Maar dat beeld klopt niet, weet ik inmiddels. De Duitse journalisten die meedoen aan hetzelfde uitwisselingsprogramma als ik – maar dan op Nederlandse redacties – waarschuwden me al voor het debat over Gendern. Op mijn eerste werkdag bij Die WELT ontmoette ik collega Matthias Heine (die ik overigens al kende, zonder het te weten, want zeven jaar geleden bleek ik een telefonisch interview met hem te hebben gedaan voor dit artikel over zijn geweldige boek), een uitgesproken tegenstander van Gendern. Onderzoek wees uit dat de strijd in Duitsland al jaren woedt (‘Verdediging is noodzakelijk’, schreef taalkundige Horst Haider Munske nog in een veelgelezen artikel voor Die WELT), inclusief een officieel genderverbod voor overheidsdiensten in Beieren. In Nederland bestaat zoiets niet. Natuurlijk streven ook hier progressieve kringen naar een taal die recht doet aan gendergelijkheid. Maar in plaats van nieuwe woorden voor vrouwen te bedenken, schaffen ze de oude af.
Beste reizigers
In verschillende golven hebben voorvechters van emancipatie in Nederland geprobeerd om via taal vrouwenrechten te beschermen en te versterken. (Dit speelt overigens ook in andere Nederlandstalige gebieden, zoals Vlaanderen, maar daarover gaat dit artikel niet.) Rond het midden van de jaren 2010 kwam er opnieuw een golf. De meest beruchte casus was die van de Nederlandse Spoorwegen. In 2017 besloot de NS zijn reizigers op stations en in treinen niet langer toe te spreken met ‘beste dames en heren’, maar simpelweg met ‘beste reizigers’. De gemeente Amsterdam adviseerde ambtenaren voortaan over ‘Amsterdammers’ te spreken. Net als in Duitsland ging het vaak om zelfstandige naamwoorden die grammaticaal mannelijk zijn, maar in de praktijk algemeen worden gebruikt – in het Duits das generische Maskulinum. Steeds vaker werd bijvoorbeeld ‘eigenaar’ (i.p.v. ‘eigenaresse’) gekozen, of ‘huisgenoot’ in plaats van ‘huisgenote’.
Presentator/ presentatrice
Opvallender waren de veranderingen in beroepsaanduidingen – opnieuw net als in Duitsland. Het tijdschrift en tv-gids VARAgids, waarvoor ik in Nederland werk, gebruikt al enkele jaren in zijn artikelen niet meer het woord ‘presentatrice’, ooit heel gebruikelijk, maar alleen nog ‘presentator’. Onlangs zag ik bij een foto van een bekende ‘actrice’ tot mijn verbazing het mannelijke ‘acteur’ staan.

Zelfde doel, andere middelen
Ook de grote dagbladen deden mee. De Volkskrant bijvoorbeeld gebruikt sinds 2016 geen ‘fotografe’, ‘lerares’ of ‘directrice’ meer, maar enkel nog ‘fotograaf’, ‘leraar’ of ‘leerkracht’ en ‘directeur’. Wetten of verboden van bovenaf zijn er tot nu toe niet geweest. De Taalunie, de officiële organisatie voor beleid aangaande de Nederlandse taal, publiceerde in 2022 richtlijnen ter bevordering van ‘genderbewust taalgebruik’. Je snapt het al: terwijl men in het Duits streeft naar meer gendergelijkheid in taal door vooral vrouwelijke vormen toe te voegen, probeert men in het Nederlands hetzelfde doel te bereiken door die vrouwelijke vormen juist weg te laten.
Nauw verwante talen
Oud-bondskanselier Angela Merkel noemde zichzelf ooit nog Physiker en vrouwelijke militairen willen in de Bundeswehr Leutnant genoemd worden. Het zijn mannelijke woorden, maar in Duitsland slaat de trend tegenwoordig juist de andere kant op. Hoe is dat mogelijk? Het Duits en het Nederlands zijn nauw verwant aan elkaar. De online-vergelijkingssite eLinguistics beschrijft hun verhouding als ‘very closely related!‘ (score: 13,5). Die is aanmerkelijk nauwer dan die met bijvoorbeeld het eveneens West-Germaanse Engels (31,3), het Romaanse Frans (55,7) of het Kiptsjaakse Kirgizisch (87,9). Welke ideeën liggen dan ten grondslag aan de keuzes in het Nederlandse taalgebied?
De hoofdredactrice wilde liever hoofdredacteur zijn
Hoofdredactrice
‘Persoonlijk vind ik het merkwaardig dat we uit alle identiteiten waarover we als mens beschikken juist gender hebben gekozen om daarop een talige variatie te baseren,’ zegt Roy van Vilsteren, hoofdredacteur van de VARAgids. ‘Laten we daar anno 2025 gewoon mee ophouden. We vinden dat het niet zou moeten uitmaken wie ons brood bakt of wie er iets studeert.’ Ongeveer tien jaar geleden begonnen de redacteuren van het tijdschrift in Hilversum hierover na te denken. De toenmalige hoofdredactrice noemde zich met tegenzin zo – zij gaf de voorkeur aan de mannelijke vorm ‘hoofdredacteur’, die neutraler zou zijn. ‘We hebben toen besloten om de vrouwelijke varianten te schrappen,’ vertelt Van Vilsteren, die die vrouwelijke vormen ‘een afgeleide van de mannelijke’ noemt. Hij wil een standaard zetten, zegt hij – en geen conservatieve. ‘Ons blad is een uitgave van BNNVARA, een progressieve omroep.’
Van Vilsteren probeert in grote lijnen het algemeen taalgebruik te volgen. Toch bedoelt hij met het woord schrijver (in plaats van schrijfster) zowel mannen als vrouwen, ook al denken veel lezers bij de mannelijke term specifiek aan een man. Uitzonderingen zijn er wanneer het geslacht van de betrokkene relevant is, zoals bij ‘acteur’ en ‘actrice’, stelt Van Vilsteren. ‘In dat beroep doet het ertoe of het om een man of een vrouw gaat. En je ziet het meteen. Is het in een fotobijschrift wel eens misgegaan? Zou kunnen. Dat weet ik niet meer.’
Stijlboek
De Volkskrant schrijft in zijn stijlboek: ‘De Volkskrant streeft seksegelijkheid na in taalgebruik. Vermijd daarom constructies waaruit de indruk kan ontstaan dat het mannelijke de norm is en het vrouwelijke de uitzondering.’ In de meeste gevallen ‘moet de vrouwelijke uitgang (-e, -in, -es, -ster, -trice) worden vermeden.’ Adjunct-hoofdredacteur Chris Buur erkent dat deze methode als willekeurig kan worden opgevat. ‘We hadden overal een vrouwelijke vorm kunnen toevoegen, maar wij vinden juist dat dát verschil seksistisch is. Daarom gebruiken we één vorm – de mannelijke.’
Dat de grammaticaal mannelijke, maar neutraal bedoelde vorm ook bruikbaar is voor mensen die zich als non-binair identificeren, was destijds niet voorzien. Buur noemt het ‘een gelukkig neveneffect’ – de vorm voelt voor Nederlandstaligen meestal neutraal aan. ‘Maar we proberen de taal te veranderen. Hoe vaker onze abonnees lezen dat een conducteur een vrouw is, hoe sneller de associatie met een man verdwijnt.’
In twijfelgevallen geldt wat Buur ‘het potsierlijkheidsprincipe’ noemt
Potsierlijkheidsprincipe
In twijfelgevallen geldt wat Buur ‘het potsierlijkheidsprincipe’ noemt: als een genderneutrale variant simpelweg te belachelijk klinkt, moet een journalist de traditionele benaming gebruiken. Ook bij de Volkskrant is een actrice dus nog steeds een actrice. ‘Soms is de oplossing onlogisch. Taal is geen wiskunde.’ Boze lezersbrieven krijgt de Volkskrant daar nauwelijks nog over, zegt hij.

Male bias
Ook Marc van Oostendorp ziet geen felle discussie over beroepsaanduidingen in Nederland. De hoogleraar Nederlands en academische communicatie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen merkt wel dat sommige feministen zich verzetten tegen de nieuwe genderneutrale taal. „Zij noemen zich docente, geen docent, omdat ze willen laten zien dat er ook vrouwen voor de klas staan.“ Of de aanpak van de Nederlandse media beter is dan die van de feministen, weet hij niet. Ik heb daar geen uitgesproken mening over – ik begrijp de argumenten van beide kanten. En het is wetenschappelijk bewezen dat mensen bij het noemen van een persoon eerder aan een man denken – zelfs bij het woord ‘mens’. Dat heet male bias, en komt voor in alle culturen.’ Of dat te veranderen is, weet hij ook niet. ‘Zelfs de Finnen hebben een male bias, ondanks hun relatief geëmancipeerde cultuur – en hun taal kent niet eens een hij of zij, alleen het neutrale hän.’
Warum diese Emotionen?
Over persoonlijke voornaamwoorden is in Nederland wel discussie geweest, maar in Duitsland nauwelijks. Daar roept het generische Maskulinum heftige emoties op. Waarom dat zo is? En waarom progressieven in Duitsland juist meer vrouwelijke vormen willen toevoegen, terwijl geestverwanten in Nederland die zo snel mogelijk willen afschaffen? Daarop durft Van Oostendorp wel een gefundeerde gok te doen. ‘In het Duits speelt grammaticaal geslacht een veel grotere rol. De taal heeft drie geslachten en dat zie je aan lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden. Duitstaligen moeten dus vaak een keuze maken, Nederlandstaligen niet.’ In het Nederlands kan ‘de’ zowel hij als zij betekenen. ‘Het’ is onzijdig. ‘Een goede professor’ kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn – in het Duits moet je kiezen tussen ein guter Professor en eine gute Professorin.
Misschien richt de Duitse taalcultuur zich meer op de regels, waaraan je moet voldoen
‘Daarnaast zou de houding tegenover taal anders kunnen zijn,’ vermoedt Van Oostendorp. ‘Paulien Cornelisse en Wim Daniëls, de populairste taalpublicisten in Nederland, zijn liberale types. Ze vieren de rijkdom van spreektaal, zijn enthousiast over nieuwe ontwikkelingen. Ik ben geen Duitslandkenner, maar bij onze oosterburen lijkt me dat ondenkbaar. Daar hoor ik vooral geklaag over het verdwijnen van de genitief, de tweede naamval. Misschien richt de Duitse taalcultuur zich meer op de geschreven standaardtaal – een taal met regels, waaraan je moet voldoen.’ Hij lacht. ‘Ik weet het – het klinkt als verzameling clichés. Maar als taalkundige denk ik vooral: wat er hier allemaal gebeurt is ongelooflijk interessant.’
Dit artikel verscheen eerder in Die WELT. De oorspronkelijk Duitstalige versie vind je hier