
Nieuw-Amsterdam, het latere New York, kwam in de zeventiende eeuw tot bloei dankzij het contact met de lokale bevolking. ‘Het was big business,’ zegt historicus Russell Shorto over de Nederlandse handelspost.
Als je Adriaen van der Donck uit Nieuw-Amsterdam mag geloven, zagen de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika eruit ‘overeenkomstig de gemiddelde en goedgebouwde mens bij ons in Nederland.’ Hun huizen waren zo knap geconstrueerd, dat ze ‘regen en wind tegenhouden, ook tamelijk warm zijn, maar kamers, salons, zalen, garderobes of kabinetten kennen ze niet.’ Sommige lokale talen leken door ‘verbuigingsklassen en vervoegingen (…) nog het meest op het Grieks.’ Medicijnmannen waren in staat ‘verse wonden en gevaarlijke kwetsuren met bijna geen middelen wonderbaarlijk te genezen,’ en ‘zij genezen ook gonorroe en andere daarop lijkende Venus-vruchten zo makkelijk, dat menige Italiaanse dokter zich hierbij zou schamen.’ Aan het sociale welzijn viel nog wel wat te verbeteren. ‘Het openbaar gezag moet hierbij betrokken worden en ervoor zorgen dat op hiervoor geschikte plaatsen goede scholen voor hun jongeren komen, waar ze onze taal en de basis van de christelijke godsdienst kunnen leren, zodat ze mettertijd elkaar verder kunnen onderrichten en daar plezier in hebben.’
Beschryvinge
Van der Donck (ca. 1618–1655) was een jurist uit Breda die in 1641 naar de kolonie Nieuw-Amsterdam vertrok, het tegenwoordige New York. Hij bestuurde namens een Nederlandse diamanthandelaar een landgoed ten noorden ervan, in het woon- en jaaggebied van Mohawks en Mahikanen (of Mohikanen). Hij raakte geïnteresseerd in de twee inheemse volkeren en leefde gedurende langere tijd met hen. Zijn ervaringen en observaties stelde hij op schrift in het werk Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, naast een gedetailleerde opsomming van rivieren, planten en dieren die hij tegenkwam. Leefden de kolonisten in dat stukje Nederland aan de overzijde van de Atlantische Oceaan dan in vrede met de hun omringende etnische groepen? Zo simpel is het niet, blijkt uit het antwoord van Russell Shorto.