b. Luidkeels lachen, schateren. ‘Men hoorde een naar geluyd van schachchelen en schateren, Een spook van Dagons geest, door alle benden klateren.’
b. Luidkeels lachen, schateren. ‘Men hoorde een naar geluyd van schachchelen en schateren, Een spook van Dagons geest, door alle benden klateren.’