Nieuw-Amsterdam en de inheemse Amerikanen: ‘Zij genezen ook gonorroe’

Schepen voor de kust van Nieuw-Amsterdam, ca. 1660
Gezicht op Nieuw-Amsterdam (Nieuw Amsterdam ofte nue Nieuw Iorx opt’t Eylant Man, anoniem, ca. 1660. Rijksmuseum)

Nieuw-Amsterdam, het latere New York, kwam in de zeventiende eeuw tot bloei dankzij het contact met de lokale bevolking. ‘Het was big business,’ zegt historicus Russell Shorto over de Nederlandse handelspost.

Als je Adriaen van der Donck uit Nieuw-Amsterdam mag geloven, zagen de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika eruit ‘overeenkomstig de gemiddelde en goedgebouwde mens bij ons in Nederland.’ Hun huizen waren zo knap geconstrueerd, dat ze ‘regen en wind tegenhouden, ook tamelijk warm zijn, maar kamers, salons, zalen, garderobes of kabinetten kennen ze niet.’ Sommige lokale talen leken door ‘verbuigingsklassen en vervoegingen (…) nog het meest op het Grieks.’ Medicijnmannen waren in staat ‘verse wonden en gevaarlijke kwetsuren met bijna geen middelen wonderbaarlijk te genezen,’ en ‘zij genezen ook gonorroe en andere daarop lijkende Venus-vruchten zo makkelijk, dat menige Italiaanse dokter zich hierbij zou schamen.’ Aan het sociale welzijn viel nog wel wat te verbeteren. ‘Het openbaar gezag moet hierbij betrokken worden en ervoor zorgen dat op hiervoor geschikte plaatsen goede scholen voor hun jongeren komen, waar ze onze taal en de basis van de christelijke godsdienst kunnen leren, zodat ze mettertijd elkaar verder kunnen onderrichten en daar plezier in hebben.’

Beschryvinge
Van der Donck (ca. 1618–1655) was een jurist uit Breda die in 1641 naar de kolonie Nieuw-Amsterdam vertrok, het tegenwoordige New York. Hij bestuurde namens een Nederlandse diamanthandelaar een landgoed ten noorden ervan, in het woon- en jaaggebied van Mohawks en Mahikanen (of Mohikanen). Hij raakte geïnteresseerd in de twee inheemse volkeren en leefde gedurende langere tijd met hen. Zijn ervaringen en observaties stelde hij op schrift in het werk Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, naast een gedetailleerde opsomming van rivieren, planten en dieren die hij tegenkwam. Leefden de kolonisten in dat stukje Nederland aan de overzijde van de Atlantische Oceaan dan in vrede met de hun omringende etnische groepen? Zo simpel is het niet, blijkt uit het antwoord van Russell Shorto.

Ingewikkeld
‘Ze onderhielden een erg ingewikkelde relatie. Het was een botsing van culturen. Je had ruzies en oorlogen, met daarna onderhandelingen en vredesverdragen die beloofden dat er nooit meer problemen zouden komen. En dan ging het weer mis.’ Shorto is de Amerikaanse journalist en historicus die Van der Donck aan de vergetelheid ontrukte door hem een hoofdrol te geven in The Island at the Center of the World (2005), de bestseller die bij ons verscheen onder de titel Nieuw Amsterdam. De oorsprong van New York – een bij vlagen als een roman geschreven non-fictieboek. Shorto staat ons telefonisch te woord vanuit zijn werkkamer bij de New-York Historical Society, een museum gelegen aan Central Park, waar hij directeur is van het door hem opgerichte New Amsterdam Project. Ook werkt hij voor het New Netherland Institute, een ideële organisatie. Beide instellingen richten zich op het vergaren en verspreiden van kennis omtrent de Nederlandse wortels van New York.

Beverbont
Die liggen er vooral dankzij de handel met de inheemse bevolking, zegt Shorto. ‘De Nederlanders en de Native Americans waren zakenpartners, met name in de bonthandel. Die was erg belangrijk. Voor ons is het moeilijk voor te stellen, maar in een eeuw zonder centrale verarming waren bont en vilt, met name van bevers, zeer waardevol.’ Ook als statussymbool: hoeden van vilt waren peperduur. In Noord-Amerika stuitten Nederlandse handelaars op een welhaast onuitputtelijke bron. Lokale jagers leverden de huiden, die werden doorverkocht op de Europese markt. Maar liefst 80.000 stuks vonden in 1648 via Nieuw-Amsterdam hun weg naar het oude continent. Short: ‘Het was big business.’

De VOC
Hoe kwamen Nederlanders in die uithoek terecht? Min of meer toevallig. In de zestiende en zeventiende eeuw bleek de wereld van de Europeanen veel groter dan gedacht. Portugezen en Spanjaarden voeren als eersten naar verre oorden en verdienden kapitalen met respectievelijk specerijen in Azië en goud en zilver in Noord- en Zuid-Amerika. Nederland, oftewel de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, was met Spanje in de Tachtigjarige Oorlog (1568–1648) verwikkeld. De onafhankelijkheidsstrijd verliep voorspoedig, zeker toen de Republiek besloot om op eigen houtje om de punt van Afrika te zeilen naar Azië, voor peper, nootmuskaat, kruidnagelen en wat al niet meer. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) spekte de beurs van zakenman en staat.

De ontdekking van ‘Manna-hata’
Toen geruchten de ronde deden over een kortere route naar Azië, om Rusland heen, huurde de Amsterdamse kamer van de VOC de Engelsman Henry Hudson in. De notoir eigenwijze ontdekkingsreiziger zeilde met het schip de Halve Maen, geheel tegen de afspraak in, niet via het noordoosten, maar via het noordwesten – en voer op 11 september 1609 de baai binnen waar de rivier uitmondt die nu zijn naam draagt. ‘Bij elke wind een erg goede haven,’ noteerde zijn stuurman goedkeurend. De zeevaarders verkenden de omgeving, met haar rivieren, visrijke wateren en zichtbaar vruchtbare land. Een rivieroever die ze passeerden noemde de stuurman ‘Manna-hata’: een woord uit de taal van de plaatselijke Lenape-indianen dat ‘heuvelachtig eiland’ betekent, verwijzend naar de beboste heuvels die oprezen achter de rietlanden aan de kust. Hudson en zijn mannen ontmoetten ‘erg vriendelijke mensen’ die oesters, bijlen en tabak te koop aanboden – en huiden. 

Steunpunt
Het scheepsjournaal van Hudson kreeg in de Republiek een enthousiaste ontvangst. Kooplieden zagen een continent met potentie en zetten koers naar het nog onontgonnen gebied. Concurrentie was er amper: de Engelsen hadden iets zuidelijker, in Virginia, een wankel bruggenhoofd opgericht en zouden pas tien jaar later in het noorden arriveren. De Fransen zaten verder weg, in het huidige Canada. Bij het aflopen in 1621 van de wapenstilstand met Spanje, het Twaalfjarig Bestand, kwam er belangstelling voor een permanente handelspost. De Republiek zou weer gaan vechten, ook op zee. Zou het niet slim zijn om oorlog en handel te combineren? De nieuwe West-Indische Compagnie (WIC) kon de Spanjaarden in het Caribisch gebied en Zuid-Amerika bestrijden, onder meer vanuit een steunpunt in Noord-Amerika.

Nieuw-Nederland
Zo waagden halverwege de jaren 1620 enkele tientallen kolonisten de drie maanden durende oversteek. Ze voeren tussen het Staten Eylandt (vernoemd naar de Staten-Generaal van de Republiek, nu Staten Island) en het Lange Eylandt (Long Island) de baai binnen en vestigden zich na een kleine omzwerving op het zuidelijkste puntje van dat andere eiland, Manhattan. Nieuw-Amsterdam was geboren. Het maakte deel uit van Nieuw-Nederland, een territorium dat zich uitstrekte van Fort Oranje (nu Albany, hoofdstad van de deelstaat New York) bij de Noort-Rivier (de Hudson) tot aan de Zuydt-Rivier (de Delaware) en omvatte geheel of gedeeltelijk de tegenwoordige staten New York, New Jersey, Connecticut, Pennsylvania en Delaware. Het brede pad dat van de zuidpunt van Manhattan naar het noorden liep, heet nu Broadway. In het landbouwgebied net buiten de nederzetting, de bouwerij (Bowery), kwam de latere directeur-generaal van de kolonie te wonen. Deze Peter Stuyvesant was ook degene die een beschermende wal liet aanleggen, ter hoogte van het huidige Wall Street.

De zogenaamde Jansson-Visscher-kaart, die Van der Donck rond 1650 in de Republiek heeft laten drukken. Centraal staat ”t Lange Eylandt’, met links ervan Manhattan (Kaart van de noordoostkust van Amerika, met een gezicht op Nieuw-Amsterdam, anoniem, 1684. Rijksmuseum

De eerste smeltkroes
Van begin af aan krioelden in Nieuw-Amsterdam de volkeren door elkaar heen. Voor het gemak spreken we hier van Nederlanders, maar het merendeel van de eerste kolonisten bestond uit Walen, en je had er Vlamingen, Duitsers en Engelsen. Ze aanbaden de goden die ze wensten. Inheemse groepen als de Wickquasgeck, Montauk of Housatonic joegen in de buurt en kwamen op bezoek. ‘Mak als lammetjes’ noemde Catalina Trico ze, een vroege inwoonster van Nieuw-Amsterdam. Toch ging het niet altijd goed. ‘Niemand mag de indianen enig leed, geweld, bedrog of smaad aandoen,’ had de WIC weliswaar verordonneerd, maar daar hadden sommige kolonisten lak aan. De Mohawks aten op hun beurt een zekere Tymen Bouwensz op, nadat deze in een gewapend conflict partij gekozen had voor de rivaliserende Mahikanen.

De aankoop van Manhattan
Een van de meest fameuze transacties betrof de aankoop van Manhattan in 1626. Die werd beklonken door Peter Minuit, een Nederlandse commandant uit de beginperiode, en vertegenwoordigers van vermoedelijk de noordelijke tak van de Lenape-indianen. De koopakte is er niet meer. Wel schreef een regeringsfunctionaris in november van dat jaar aan zijn superieuren: ‘Ze hebben het eiland Manhattes van de wilden gekocht, voor een waarde van 60 gulden.’ We denken weleens dat de Nederlanders de indianen bedotten voor een paar spiegels en kralen, maar volgens Shorto zat de werkelijkheid anders in elkaar. ‘De inwoners van Nieuw-Amsterdam snapten dat de Lenape geen onroerend goed verkochten. Ze gingen een alliantie aan.’ De overeenkomst – en zo werden er in Nieuw-Nederland honderden afgesloten – hield in dat de Nederlanders op Manhattan mochten wonen, in ruil voor militaire bijstand aan de Lenape, mocht dat nodig zijn. Ondertussen bleven de indianen het eiland gebruiken, met name in het jachtseizoen. ‘Dit soort overeenkomsten werd bezegeld met geschenken. De Nederlanders hebben dus geen zestig gulden overhandigd, maar dingen die de Lenape konden gebruiken, zoals potten en messen.’ Dat de koop zwart op wit gezet werd, diende een ander doel: zo kon aan Europese rivalen bewezen worden dat een gebied al vergeven was.

Eenzijdig beeld
Helaas geven de archieven van Nieuw-Nederland alleen de Europese blik weer, zegt Shorto. Hoe de oorspronkelijke Amerikanen tegen de nieuwkomers aankeken, is veel minder bekend. ‘We weten dat sommige Lenape-groepen over orale archieven beschikken. Westerse historici richten zich daar traditioneel niet op, omdat je mondeling overgeleverde verhalen maar moeilijk kunt verifiëren. Ik deed dat ook niet, toen ik bijna twintig jaar geleden mijn boek schreef. Nu zou ik veel beter kijken naar dat soort bronnen.’ Ook zou Shorto naar eigen zeggen meer aandacht besteden aan slavernij, een onderwerp dat – zeker in de VS – in de geschiedschrijving een veel grotere rol is gaan spelen. Wat op dit vlak opvalt aan de nederzetting uit zijn boek, is dat die zowel tot slaaf gemaakte Afrikanen herbergt als vrije ex-slaven. Een kwestie van plaats en tijd, legt de historicus uit.

Slavernij
‘De vorm van slavernij waar wij nu aan denken, met massale dwangarbeid op plantages in het zuiden van de VS, bestond toen nog niet. De eerste Afrikanen arriveerden in Nieuw-Amsterdam per ongeluk, in 1621. Ze zaten als vracht op een Spaans schip dat in de Cariben was buitgemaakt door de WIC. De Compagnie moest vervolgens bedenken wat te doen en maakte hen tot slaaf.’ In de archieven van Nieuw-Amsterdam zijn Afrikanen te vinden die als slaaf aan het werk werden gezet, maar ook mensen die voor de rechter hun zaak bepleitten, in vrijheid werden gesteld en een stuk land kregen toegewezen. In de halve eeuw dat Nieuw-Amsterdam bestond, ontwikkelde zich tegen het einde een strikter onderscheid. ‘Pas nadat de Engelsen de macht hadden overgenomen in de kolonie, ontstonden de wetten die Afrikaanse dwangarbeiders tot mindere mensen maakten.’ Dat de Nederlanders heilige boontjes waren, voert te ver: er was simpelweg nog geen beleid, het was te vroeg.

Commerciële machine
Sinds de publicatie van zijn boek zijn meer historische gegevens over Nieuw-Amsterdam aan de oppervlakte gekomen, zegt Shorto. Ze sterken hem in de opvatting dat de handelspost aan het eind van de Nederlandse periode een geoliede, commerciële machine was. Van heinde en verre op het onmetelijke continent kwamen de jagers naar Manhattan om huiden van bevers, otters en nertsen aan te bieden, die nadien naar Europa werden vervoerd. Zelfs kooplui uit de Engelse buurkolonies verscheepten hun goederen liever via Nieuw-Amsterdam, omdat de tarieven er lager waren en de haven efficiënter functioneerde. Tabak uit Virginia werd verwerkt tot melanges met verschillende smaken en prijzen, die in speciale verpakkingen de overtocht maakten naar Amsterdam. Manhattan had zich ontwikkeld tot knooppunt in een wereldwijd handelsnetwerk, van Nederland naar West-Afrika naar Brazilië en het Caribisch gebied, vervolgens naar Nieuw-Amsterdam en terug naar Europa. ‘Met Stuyvesant als tussenpersoon hadden de kooplieden een systeem uitgedokterd dat werkte,’ zegt Shorto. ‘De Engelsen waren daar jaloers op. Zij wilden het hebben.’

Het einde
Op 27 augustus 1664 dwongen vier Engelse fregatten Nieuw-Amsterdam tot overgave. Een jaar later heette de nederzetting New York. Even, tijdens de Derde Engelse Oorlog (1672–1674), heroverden de Nederlanders de handelspost weer, maar uiteindelijk legden ze zich neer bij wat onvermijdelijk leek. Engeland had hen overtroefd en zou uitgroeien uit tot de nieuwe wereldmacht. Toch ziet Shorto de relatief korte, Nederlandse periode als bepalend voor het latere New York en daarmee voor de VS. ‘De erfenis van Nieuw-Amsterdam is drieledig: watermanagement, tolerantie en kapitalisme. Het is geen toeval dat Wall Street in New York ligt.’ We maken een eind aan het gesprek: Shorto moet naar het vliegveld. Hij gaat in Nederland een voorstelling bezoeken van de musical Soldaat van Oranje, waarvan de producenten, internationaal denkende kooplieden kennelijk, een musicalversie hopen te maken van Shorto’s boek. En Adriaen van der Donck? Hij wist voor de Nieuw-Amsterdammers burgerrechten los te peuteren – vrijheid van godsdienst, vrije handel, vertegenwoordiging in het bestuur – die zelfs in New York bleven voortbestaan. De dood vond hij vermoedelijk in september 1655 op zijn boerderij, net ten noorden van Manhattan, tijdens aan aanval door Susquehannock-indianen. 

Dit artikel verscheen eerder in de VARAgids.

Zie ook: Nieuw-Amsterdam. De oorsprong van New York van Russell Shorto

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *