Snaakse voël: Afrikaans in vogelvlucht (op basis van een Deon Meyer-thriller)

Opschrift langs de N2 tussen Mosselbaai en Swellendam, Zuid-Afrika

Van de internationale bestsellerauteur Deon Meyer verscheen dit jaar Leeuw. Het is alweer zijn achtste thriller rond Bennie Griessel, politierechercheur in Zuid-Afrika. Wat niet veel mensen weten, is dat Meyer zijn boeken schrijft in het Afrikaans, de enige dochtertaal van het Nederlands.

Meyer is een Zuid-Afrikaan en Afrikaans is zijn moedertaal. Hij woont in het universiteitsstadje Stellenbosch, niet ver van Kaapstad. In tegenstelling tot wat een hoop Nederlanders denken, wordt Afrikaans veel gesproken in Zuid-Afrika, en niet alleen door witte mensen (al staat de taal wel onder druk, zoals de directeur van het Afrikaanse Taalmuseum me vertelde – hou deze website in de gaten voor mijn interview met hem). Afgelopen zomer reisde ik door dat land en ik vond het Afrikaans een feest, zo herkenbaar is het. Het is de taal die Nederlandse handelaren en kolonisten in de zestiende en zeventiende eeuw meenamen naar Kaap de Goede Hoop, waar zij Kaapstad stichtten als een verversingspost voor schepen onderweg naar Azië. Dat merk je, maar tegelijkertijd bestaan er ook verschillen.

Wat mij opviel, wil ik graag noteren en dat doe ik in dit artikel. Dit is dus géén les Afrikaans, ook geen compleet overzicht, maar een persoonlijke bloemlezing. Als haakje gebruik ik de verschijning van Leeuw, maar ik ga terug naar Deon Meyers allereerste Bennie Griessel-roman: Infanta (2004). De oorspronkelijke, Afrikaanstalige versie las ik op mijn reis door Zuid-Afrika. Het boek verscheen in 2012 in het Nederlands onder de titel Duivelspiek (en vorig jaar werd er trouwens een tv-serie van gemaakt). In Infanta maken we kennis met politieman Bennie Griessel uit Kaapstad, en wel op een dieptepunt in zijn leven. Zijn vrouw heeft hem de deur uitgezet, want hij kan de drank niet laten staan. Terwijl Griessel zijn huwelijk – en zijn werk – probeert te redden, waart er een seriemoordenaar rond die met een opvallend lang mes korte metten maakt met iedereen die zich ooit aan een kind heeft vergrepen.


Bijna Nederlandse woorden
Afrikaans is goed te lezen. Het is ook aardig te verstaan en te spreken, met een beetje oefening – probeer het vooral, mocht je ooit naar Zuid-Afrika gaan. Naar schatting 90 procent van het vocabulaire komt regelrecht uit het Nederlands – het geldt niet voor niets als de enige dochtertaal. En toch is het anders. Afrikaans doet vaak denken aan een dialect uit de Lage Landen dat je niet helemaal kunt plaatsen. Neem een woord als moeg. Het achtjarige jongetje Pakamile, door wie het verhaal van Infanta in gang wordt gezet, is moeg. Kijk maar op bladzijde 10 (voor degenen die dat echt willen doen: tweede herziene uitgave, vierde druk). Moeg betekent ‘moe’. Het doet me denken aan muug, dat in sommige Limburgse dialecten voorkomt. Skarrel (blz. 8) betekent ‘scharrelen’. Die sk- in plaats van sch- kom je vaker tegen in het Afrikaans. Wat dacht je van skattebol (schattebout, blz. 156), skimmel (schimmel, blz. 473), skadu (schaduw, blz. 12) of skinkbord (het Zuid-Nederlandse ‘schenkbord’, oftewel dienblad, blz. 98)? In grote delen van de Lage Landen veranderde sk- al in de twaalfde en dertiende eeuw in sch-.

À propos uitspraak: netjies (blz. 89) betekent weliswaar ‘netjes’, maar je zegt ‘netkies’ – een zeldzaam verschil tussen uitspraak en spelling, want Afrikaans wordt zeer fonetisch opgeschreven. Als iets in keurige rijen is gerangschikt, ligt het in netjiese rye (456). Wederom dringt de vergelijking met streektalen zich op, want hoewel ‘netjese’ bepaald geen Standaardnederlands is, geldt het in bijvoorbeeld Venloos dialect als een normaal bijvoeglijk naamwoord. Dan zijn er woorden die Nederlands lijken, maar het net niet zijn. Zo is een stoep (blz. 12) geen stoep, maar een veranda. Een kombuis (blz. 14) is geen scheepskeuken, maar een gewone keuken. Een verdere categorie woorden wijkt af van hetgeen we gewend zijn, maar valt desondanks in één keer te begrijpen. Als iets stukkend (blz. 29) is, dan is het natuurlijk kapot. Een kussing (blz. 185) moet wel een kussen zijn (zoals een toring ook een toren is). En een dankiesê-briefie (blz. 403) noemen wij een bedankbriefje.

Weggelaten klanken
Het Afrikaans beweegt zich verder af van het Nederlands door hier en daar klanken weg te laten. Dat verschijnsel levert woorden op die soms goed herkenbaar blijven voor Nederlandstaligen, zoals een sug (blz. 10): een zucht. Zo nu en dan valt echter wel héél veel weg: (blz. 8) betekent ‘hebben’ (in welke Suske en Wiske werd ook weer ‘Mama, ‘k wil een man hê’ gezongen?). (blz. 8) betekent ‘zeggen’. En wat is halforent (blz. 8) nou weer? De leraar die op de tweede bladzijde van Infanta een kartonnen doos opent, zegt ‘“Goeie genade” (…) en kom halforent.’ Half overeind dus! ‘Over’ is ‘o’ geworden, ‘eind’ of ‘end’ is –ent. Toch niet zo moeilijk. De v is kennelijk een lastige klank, want ze is uit meer woorden weggesleten. Aand (blz. 12) is ‘avond’, zoals oor ‘over’ is en bo ‘boven’ (de wijk Bo-Kaap in Kaapstad, bekend om de vrolijk gekleurde huizen, ligt ‘boven de Kaap’). De g is blijkbaar net zo lastig. Teen (blz. 9) heeft niets met je voeten te maken, maar betekent ‘tegen’. Een seël (blz. 13) is een zegel, voëls (blz. 13 – een van mijn favorieten, dit) zijn vogels en als je een auto in trurat (blz. 351) zet, zet je hem in ‘terugrad’, oftewel: in z’n achteruit. Zonder al die v’s en g’s komt het dat Meyer op bladzijde 90 over het geëmotioneerde personage Christine schrijft: ‘Sy (…) vee oor haar oë.’ Zij veegt over haar ogen, inderdaad.

Simpeler Nederlands
Zulke vereenvoudigingen zijn niet raar. Talen veranderen nu eenmaal door de tijd heen, en door contact met andere talen. Het Nederlands dat in de zestiende en zeventiende eeuw in Zuid-Afrika arriveerde, werd niet alleen gebruikt door Franse en Duitse kolonisten, maar ook door inheemse volkeren als de San en de Khoikhoi en door slaven die de VOC uit onder meer Madagaskar en Nederlands-Indië haalde om dwangarbeid te verrichten. Om begrijpelijk te blijven voor zoveel verschillende groepen versimpelde de voertaal. Zo worden werkwoorden in het Afrikaans nauwelijks vervoegd. Ek is, ons is: ‘ik ben’, ‘wij zijn’. Doen is doen, gedoen (blz. 29) betekent ‘gedaan’. Bring is brengen, gebring (blz. 29) betekent ‘gebracht’. In het meervoud komt er vaak gewoon een s bij: een vorm is een formulier, vorms (blz. 12) zijn formulieren. Acht mans (blz. 15)? Acht mannen. Het werkwoord wees (‘zijn’) en de tegenwoordige tijd is worden vaker gebruikt dan we in het Nederlands gewend zijn. Sy is honger (blz. 266) betekent ‘zij heeft honger’. Ek is jammer (blz. 30): ‘het spijt me’ (wellicht onder invloed van het Engelse I am sorry). En soms doet het Afrikaans verrassend sterk denken aan versimpelingen die we kennen uit de hedendaagse WhatsApp-taal van jongeren, waarin constructies met bezittelijke voornaamwoorden als ‘me moeder’ niet van de lucht zijn. Een dorpie se kerk (blz. 8) is de kerk van een klein dorp. Die kind se kamer (blz. 11) is de kamer van het kind.

Woorden die Nederlandstaligen grappig vinden klinken
Dan zijn er nog woorden die Nederlandstaligen grappig vinden klinken – omdat ze iets bekends hebben, maar toch anders zijn. Duidelijke vertalingen uit het Engels, bijvoorbeeld. Zoals t-hemp (blz. 267), dat een t-shirt is. Of lugwaardin (blz. 404) voor stewardess. Of drafskoene (blz. 106) voor gympen. Denk aan het vaak genoemde melkskommel (‘milkshake’) of hysbakkie (‘lift’). Maar je hebt ook padbord (blz. 453), dat ‘wegwijzer’ betekent. En kitskoffie (blz. 143): oploskoffie, letterlijk ‘snelle koffie’. Oké, ik doe een rijtje:
Viervertrekhuisie (blz. 12) – vierkamerwoning
Katelknaap (blz. 182) – jongen op wie een oudere vrouw verliefd wordt, ‘toyboy’
Loslappie (167) – vrijgezel
Knoffel (blz. 352) – knoflook (een teentje heet een knoffelhuisie)
Skinderbekke (blz. 474) – roddelaars, kwaadsprekers

Afvalbak in Swellendam, Zuid-Afrika

Ouderwetse’ woorden
Sommige in onze oren ouderwets klinkende woorden zijn in het Afrikaans heel normaal. Ze hebben de tand des tijds doorstaan – gewoon, omdat de taalevolutie anders is gelopen dan bij ons. Stadig (blz. 8) is een alledaags woord, dat ‘langzaam’ betekent (in het Standaardnederlands kennen we ‘gestaag’). Iewers (blz. 15) betekent ‘ergens’ (ook: êrens). Vinnig (blz. 106, zie foto) internet is snel internet. Is iets skaars (blz. 106), dan is het zeldzaam (of het wordt in de zin van ‘amper’ gebruikt). Schuif je effens orent (blz. 98), dan kom je een beetje overeind. Halverwege Infanta vindt Bennie Griessel zijn appartement skielik leeg (blz. 265): plotseling leeg, wat aan ons ‘schielijk’ doet denken. In rêrig (blz. 99) – ‘echt waar’, ‘waar’ – herkennen we met een beetje moeite ‘rechtig’. Het snaakse dorp (blz. 475) aan het eind van Infanta wordt zo genoemd omdat het vreemd of raar is. Dit in de zin van het Engelse funny – het kan dan ook ‘grappig’ betekenen.

Engelse invloeden
Die Engelse invloed ging van start toen de Britten rond 1800 het bestuur van Zuid-Afrika overnamen. Het wordt versterkt door de dominante positie van het Engels in de wereld van vandaag. Een algemeen gebruiksvoorwerp als een fles – een vriend en vijand van Bennie Griessel – is dan ook een bottel (blz. 10 – een woord dat het Nederlands trouwens ook al leende uit het Engels). Als Griessel zich met iemands misdaadrekord (blz. 32) bezighoudt, dan gaat het om een strafblad. Zijn pêlle (blz. 88) zijn zijn pals, oftewel zijn vrienden. Wanneer Christine zich afvraagt of de seriemoordenaar van Infanta ooit in God geloofd heeft, zegt ze: ‘Ek wonder of hy geglo het’ (blz. 14). So (blz. 106) betekent ‘dus’, een stopwoordje waarmee zinnen in de spreektaal nogal eens kunnen aanvangen. Over stopwoorden gesproken: wat te denken van shit, in het Engels alomtegenwoordig? Het Afrikaans doet hetzelfde, maar dan met het woord kak. Tegen het einde van de roman denkt Bennie terug aan een auto die hij ooit heeft bezeten en stelt tevreden vast: Nooit kak gehad met die kar nie (blz. 406). Ik weet niet hoe jullie erover denken, maar ik zeg: Afrikaans skop gat.


Met dank aan het online-woordenboek Afrikaans-Nederlands van Marcel Bas.

2 Reacties

  1. Wat een leuk stuk! Ik heb ‘Leo’ in het Afrikaans gelezen en vond het heel goed te doen, en ik vond Bennie en Cupido nog leuker in het Afrikaans.
    Het is grappig hoe snel het went en hoe snel je het kunt begrijpen.
    Ik heb ook allerlei woordjes opgeschreven omdat ik ze zo leuk vind.
    Bijvoorbeeld “Bra” voor BH – ze gebruiken dan wel het Engelse woord, maar een push-up-BH noemen ze dan wel een opdruk-bra 😃

  2. Interessant, boeiend artikel.
    Zoals u weet is er in het boek “Translingualism, Translation and Caribbean Poetry door Pieter Muysken en Hilda de Windt, ook een vertaling in het Zuid Afrikaans.
    U had mij toen verwezen naar een vertaler, niet voor het Afrikaans maar een andere taal.

    Hilda

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *