Tomaat. Cacao. Chocolade. Avocado. Het zijn doodnormale Nederlandse woorden, al geeft het laatste weg dat zijn herkomst niet in onze streken ligt. De avocado stamt uit Mexico, waar de lokale bevolking, de beroemde Azteken, het ding ahuocatl noemden. En dat woord is nóg gekker dan je denkt.
Spaanse veroveraars troffen de avocado in de zestiende eeuw aan en vermeldden haar voor het eerst in documenten uit 1519. De Azteekse taal, waarvan hedendaagse varianten door ongeveer anderhalf miljoen mensen nog gesproken worden, heet Nahuatl, met de klemtoon op ‘Na’. Die taal kennen we, onder meer van de landsnaam Guatemala (‘land van bomen’), van de vulkaan en restaurantketen Popocatépetl (‘sterk rokende berg’), en van fopwoorden als Trenchcoatl (uit Kuifje en de Picaro’s) of Carruquichango (in Managuay). En van de eerste vier woorden van dit artikel, natuurlijk. Kijk eens naar het volgende rijtje, waarin die woorden onder elkaar staan, maar nu in het Nahuatl:
Tomatl.
Cacahuatl.
Chocolatl.
Ahuocatl.
Hé, ze eindigen allemaal op –atl. En dan heet de taal zelf óók nog eens Nahuatl! Mijn vraag: wat moet dat, met al die woorden op –atl?
Bezeten of niet bezeten
Ik bel Søren Wichmann op, docent aan de universiteit van Leiden. Wichmann is gespecialiseerd in Meso-Amerikaanse talen, waaronder ook de taal van de Azteken valt. Wat blijkt? Het Nahuatl bezit een bijzondere eigenschap: het maakt onderscheid tussen voorwerpen die worden bezeten en voorwerpen die niet worden bezeten. ‘Als een zelfstandig naamwoord geen eigenaar heeft, krijgt het vaak het achtervoegsel –tl,’ legt Wichmann uit. ‘De meeste andere Meso-Amerikaanse talen kennen dit verschijnsel niet. Ze kunnen trouwens ook eindigen op –tli, of op –li.’ Volgens deze regel is ‘huis’ in het Nahuatl (‘huis’ in het algemeen, een huis zonder eigenaar) calli*. Echter, ‘mijn huis’ is nocal. Het niet-bezittelijke achtervoegsel –li is vervallen, en het bezittelijke voorvoegsel no– is erbij gekomen. ‘Jouw huis’ is mocal. ‘Zijn huis’ is tocal. Het woord Nahuatl zelf betekent zoveel als ‘helder, prettig geluid’. Dat, gezien het achtervoegsel –tl, dus kennelijk van iedereen is, of in elk geval geen baasje heeft.
Aggludinges
Al deze voor- en achtervoegsels maken het duidelijk: Nahuatl is een taal die een nogal heftige agglutinatie kent, zoals dat heet. Het kan woorden vormen door eindeloos woorddelen aan elkaar te plakken die elk een eigen betekenis hebben. Het Turks is daar goed bekend mee, en de bedenkers van kunsttalen als Esperanto en Klingon zagen er ook wel brood in. Gebruikers van analytische talen daarentegen, zoals het Nederlands en het Engels, houden er niet zo van. Veel te ingewikkeld, zegt het gevoel. Een extreem voorbeeld uit het Nahuatl zoals dat nog steeds in de Mexicaanse plaats Tetelcingo gesproken wordt, is het woord nehualmoyecastemojmolunijtzinutinemisquiöni. Dat betekent zoveel als: ‘Jullie eerbiedwaardige mensen hadden mee kunnen komen en jullie neuzen kunnen stoten tot ze bloedden, maar dat deden jullie niet.’ Het middelste deel, moluni, betekent zoveel als bloeden, tzinoa betekent eerbiedwaardige mensen – afijn, hier kun je dit woord in je eigen tijd heerlijk verder ontleden.
Wattel?
Rest de vraag: hoe spreek je het achtervoegsel –tl eigenlijk uit? Niet, geeft Wichmann min of meer toe. ‘Het is een luchtstroom. Met je tong maak je een l, maar in plaats van een l zeg je tl.’ En als ik tomatl en chocolatl uitspreek als tomattel en sjokolattel? ‘Dan zou je een enorm accent hebben,’ lacht Wichmann.
Dat is interessant. Ik denk aan het IJslands, waar we de naam Eyjafjallajökull hebben leren kennen.
Ook een aggludinges?