De vertalers: O lost! En wat er teloorging bij Thomas Wolfe

Thomas Wolfe op muurtje
Thomas Wolfe (1900–1938)

Het gevoel er niet bij te horen lijkt een actueel thema: we voeren het aan als verklaring voor jihadisme en de boze witte man. ‘Maar onze grootouders hebben bij Thomas Wolfe al kunnen lezen dat het inherent is aan de toestand van het mens-zijn,’ zegt vertaler Sjaak Commandeur.

Commandeur (1953), die dit gesprek per e-mail wenst te voeren (‘bij een belafspraak valt me pas na afloop in hoe ik het had moeten formuleren’), vertaalde in zijn veertigjarige carrière Nobelprijswinnaars als Saul Bellow, Joseph Brodsky en William Butler Yeats. Ooit bewoonde de Amerikaanse schrijver Thomas Wolfe (1900–1938) hetzelfde literaire pantheon als zij, maar daar is hij gaandeweg uit verdwenen.

Debuutroman
Bij uitgeverij Van Oorschot verscheen afgelopen week zijn debuutroman uit 1929: Daal neder, engel (Look Homeward, Angel). Commandeur vertaalde het werk, dat nooit eerder in het Nederlands is gepubliceerd. Wolfe verwerkt daarin zijn jeugdjaren aan de hand van een alter ego, Eugene Gant. Het plaatsje Altamont, waar Gant opgroeit, is een fictieve versie van Wolfes eigen Asheville in Noord-Carolina. Asheville was destijds het Davos van Amerika, de plaats waar tbc-patiënten naartoe gingen voor verlichting van hun lijden. Wolfes moeder had er een pension, waar de schrijver zijn kindertijd doorbracht. Met fatale gevolgen, overigens: hij overleed op 37-jarige leeftijd aan een hersenvliesontsteking als gevolg van een latente tuberkelbesmetting. De parade aan gasten – ‘armoeiige kostgangers’, aldus Wolfes vader – scherpte zijn waarnemingsvermogen en mensenkennis. Wolfe kwam tot een treurige conclusie. ‘Wat bij alle drukte en rumoer in het boek centraal staat,’ zegt Commandeur, ‘is de ontdekking van de fundamentele eenzaamheid van ieder schepsel. Om in zijn eigen woorden te blijven: wie van ons is niet voorgoed een vreemdeling en alleen?’

De schrijver en zijn redacteur
Een van de eigenaardigheden van Wolfes schrijverschap behelst de relatie met zijn redacteur. Dat was Maxwell Perkins van uitgeverij Charles Scribner’s Sons, die behalve Wolfe ook diens generatiegenoten Francis Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway aan zich wist te binden. Rond het tandem Wolfe-Perkins heeft in de loop der jaren een heuse mythevorming plaatsgevonden, schrijft Commandeur (en wij denken onmiddellijk aan de film Genius uit 2016, met Jude Law en Colin Firth in de hoofdrollen). ‘Wolfe zou het papier met karrenvrachten bij Scribner’s naar binnen hebben gekruid, waarna Perkins er met een bovenmenselijk knippen, plakken, verschuiven en herschrijven een meesterwerk uit wrochtte.’ Dit is niet helemaal onwaar: Wolfes typoscript, dat in het najaar van 1928 op het bureau van Perkins belandde, telde oorspronkelijk 294.000 woorden, waarvan er 66.000 zijn geschrapt (waaronder de eerste 21.000). De titel, O lost, sneuvelde op aandringen van de publiciteitsafdeling, die commercieel onheil verwachtte. Look Homeward, Angel werd vrijwel unaniem lovend besproken, maar was geen groot verkoopsucces.

Passage: de ‘invocatie’
Als te bespreken passage kiest Commandeur het begin van deel één van Daal neder, engel, dat in drieën is opgedeeld. De regels raken aan het centrale thema van eenzaamheid en vormen waarschijnlijk het beroemdste stuk tekst van Wolfes hand. De vertaler spreekt van een ‘invocatie’, de oproeping van een geest.

. . . a stone, a leaf, an unfound door; of a stone, a leaf, a door. And of all the forgotten faces.
Naked and alone we came into exile. In her dark womb we did not know our mother’s face; from the prison of her flesh have we come into the unspeakable and incommunicable prison of this earth.
Which of us has known his brother? Which of us has looked into his father’s heart? Which of us has not remained forever prison-pent? Which of us is not forever a stranger and alone?
O waste of loss, in the hot mazes, lost, among bright stars on this most weary, unbright cinder, lost! Remembering speechlessly we seek the great forgotten language, the lost lane-end into heaven, a stone, a leaf, an unfound door. Where? When?
O lost, and by the wind grieved, ghost, come back again.

. . . een steen, een blad, een ongevonden deur; van een steen, een blad, een deur. En van al de vergeten gezichten.
Naakt en alleen zijn we ter ballingschap gekomen. In haar donkere schoot kenden we onze moeders gezicht niet; uit de gevangenschap van haar lichaam zijn we in de onzegbare, onmededeelbare gevangenschap dezer aarde beland.
Wie van ons heeft zijn broeder gekend? Wie van ons heeft zijn vader in het hart kunnen zien? Wie van ons is niet voorgoed in kluisters gekerkerd gebleven? Wie van ons is niet voorgoed een vreemdeling en alleen?
O, woestenij van verlies, in de labyrintische hitte te loor tussen lichtende sterren op deze oververmoeide lichtloze sintel, te loor! Vanuit een woordloos herinneren zoeken we de grote vergeten taal, de verloren eindweg naar de hemel, een steen, een blad, een ongevonden deur. Waar? Wanneer?
O, geest, te loor en door de wind beweend, kom weer terug.

Eindweg
Wat Commandeur als ambachtsman aan deze passage intrigeert: soms is niet goed uit te maken wat er staat, maar toch moet er een plausibele vertaling komen. ‘Neem zoiets onschuldigs als the lost lane-end into heaven. Een stairway to heaven: oké. Maar een lane-end is het eindpunt van een weg, pad of rijstrook – niet een verbinding tussen a en b.’ Commandeur koos voor een “verloren eindweg naar de hemel”. Een tikje verzonnen, want “eindweg” staat niet in het woordenboek, en ‘Google kent het woord alleen als straatnaam.’

Archaïsch
De taal die Commandeur in het tekstfragment gebruikt, is plechtig en archaïsch. Waarom kiest hij voor ‘dezer aarde’ en niet voor ‘van deze aarde’? Is dat typisch Thomas Wolfe? ‘Bij ieder vertaalwerk doen zich vragen voor als: Is dit een schrijver bij wie het gebladerte over het plein woei of waaide? De Engelse brontekst geeft daarop uiteraard geen antwoord,’ verklaart Commandeur zich nader. ‘Deze invocatie heeft het bezwerende, het gedragene, van een gebed. Het gebruikte register vraagt zeer zeker om archaïsmen en naamvalsvormen.’

Prison-pent
Wellicht aansluitend bij dat dichterlijke: wat betekent in vredesnaam prison-pent? ‘Pent is een adjectief is dat “opgesloten” betekent. Je komt de woordgroep in prison pent wel eens tegen: “gekooid in de gevangenis”, gevangen in het kwadraat dus. Dat kwadratische komt tot uiting in de vertaling “in kluisters gekerkerd”.’ De variant ‘aan kerkers gekluisterd’ was hier minder gelukkig geweest, legt Commandeur uit. ‘We hebben het over de prison of this earth uit de vorige alinea.’

Kosmos
O waste of loss, een cinder tussen bright stars – wat doet dat kosmografische perspectief hier en wat bedoelt de schrijver? ‘Dat perspectief sluit aan bij het motto van de roman: “Ooit was de aarde waarschijnlijk net zo’n vurige bol als de zon,”’ antwoordt de vertaler. ‘Wolfe had het aan zijn aardrijkskundeboek van de middelbare school ontleend. Tegenwoordig is de aarde die wij kennen een “lichtloze sintel tussen lichtende sterren”.’ Echter: waar die hot mazes vandaan komen, is Commandeur een raadsel. Hij gebruikt de vertaling ‘labyrintische hitte’ en niet het letterlijke ‘hete doolhoven’ – deels om zijn onbegrip te verdoezelen, maar ook omdat ‘doolhof’ wel erg misplaatst concreet zou zijn. Aldus wordt de betekenis van het bijvoeglijk naamwoord uitgedrukt in het zelfstandig naamwoord, maar met behoud van de betekenis. De truc, zo verklapt Commandeur, werkt ook andersom en staat bekend als het principe van de Schone Slaapster. Die heet in het Engels immers Sleeping Beauty: de ‘Slapende Schone’.

O lost
Langzaam naderen we de kern van Wolfes boodschap. Loss, lost – het thema van verlies komt terug in de passage. En in de roman, zegt Commandeur. ‘De uitroep O lost, al dan niet met uitroepteken, komt er zestien keer in voor. Voor mij is het een dwingende noodzaak dat zo’n motief in de vertaling onder steeds dezelfde gedaante terugkeert, liefst met behoud van de verwantschap met het naamwoord loss/verlies en werkwoord lose/verliezen.’ Bij Wolfe heeft O lost zich geleidelijk van zijn letterlijke betekenis (‘O verlorenen’ of ‘O teloorgegaan’) losgezongen, meent Commandeur, en is het overgegaan in een rituele formule. Daarom koos hij voor het poëtische ‘te loor’. ‘Dat bleek overal inpasbaar, al heeft het een wat andere semantische reikwijdte. Het werd nog door Adriaan Roland Holst en J.C. Bloem gebruikt als niet aaneengeschreven bijvoeglijke bepaling.’

Slotzin
Toen hij eenmaal voor ‘te loor’ had gekozen, moest hij het ook voor de beroemdste woorden van Wolfe gebruiken: de slotzin. O lost, and by the wind grieved, ghost, come back again. Ook hier belandde ‘te loor’ perfect op zijn plek. Immers, de zin draait niet om de lost – wat je in eerste instantie zou denken, omdat het vooraan in de zin staat – maar om de ghost. ‘O, geest, te loor en door de wind beweend, kom weer terug.’ Commandeurs Europese collega’s doen het net zo. In het Duits luidt Wolfes slotzin: O verloren und vom Winde betrauert, Geist, kehr wieder zurück. In het Frans: O âme perdue, et par le vent tourmentée, reviens!

De onsterfelijke ziel
Over de betekenis van het verlies is sinds de verschijning van Wolfes roman veel gediscussieerd, vertelt Commandeur. Hij wijst onder meer op een taalforum), maar ook op een dissertatie over de overeenkomsten tussen de roman en het Bijbelboek Prediker. De vertaler houdt het deels op het soort verlies dat iedereen kent – van dierbaren, van jeugd, enzovoorts – maar in het bijzonder op het concept van pre-existentie of het ‘hiervoormaals’. ‘Die idee kende Wolfe uit het werk van Plato en de levensleer van William Wordsworth, de Engelse dichter uit de Romantiek. Het gaat om de onsterfelijke ziel, die zich in de tijdelijke gevangenis van het lichaam haar bestaan herinnert van voor de geboorte: een herinnering die bij het kind nog leeft, maar met het ouder worden grotendeels verloren gaat.’
Niet voor niets heeft de Nederlandse uitgever op de binnenflap van Daal neder, engel een tekstfragment afgedrukt dat precies hierover gaat. Daarin ziet de moeder van hoofdpersoon Eugene haar pasgeborene als ‘een vreemdeling (…) die zich via verloren verbindingen met de eeuwigheid verstond’. Commandeur: ‘Ja, bij Wolfe gaat het vrij ver.’

Daal neder, engel van Thomas Wolfe is in vertaling van Sjaak Commandeur op 23 april verschenen bij uitgeverij Van Oorschot.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *