Wéér een nieuwe rubriek op deze pagina’s: in De taal van… vertelt een bekende Nederlander over zijn of haar band met een vreemde taal. Het Afrikaans, in dit geval. Immers, dankzij die kleurrijke dochter van het Nederlands besloot Adriaan van Dis om schrijver te worden.
Het waren de jaren 1960. Adriaan van Dis zat op de plee en las een gedicht dat zijn leven zou veranderen. My vrou se naam is Yolande heette het, van de Zuid-Afrikaan Breyten Breytenbach, die erin de liefde voor zijn vrouw bezong. ‘Haar hare is swart/ haar oë mispelbruin/ haar neusie is plat/ en haar mond ’n rooiborsie/ gestol in die vlug.’ Wat een taal, dacht de student Nederlands verrukt. Van Dis beschrijft het moment (inclusief het woord plee) in zijn essay De vergiftigde prins, voor het eerst gepubliceerd in de onlangs verschenen bundel De Zuid-Afrika-boeken. ‘Dit was een overspelig Nederlands, lenig en krachtig, een kleurtaal aan Calvijn en klei ontstegen.’