In het Rijksmuseum loopt momenteel de grootste Johannes Vermeer-expositie aller tijden. De Amsterdamse instelling toont liefst 28 werken van de Hollandse meester uit Delft – maar 6 zijn er kwijt. Pieter Roelofs, hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum, vertelde me wat we weten over die verdwenen schilderijen.
Roelofs is niet alleen specialist in zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst en een van de samenstellers van de expositie, ook treedt hij op als expert in het televisieprogramma De nieuwe Vermeer. Daarin reconstrueren kunstenaars de vermiste werken van schilder Johannes Vermeer (1632–1675): zes stuks, die zijn zoekgeraakt in de loop van de geschiedenis. Welke zijn het en wat weten we ervan?
Het concert (zie afbeelding hierboven)
‘Dit is het enige verdwenen schilderij waar we beeldmateriaal van hebben. Het geldt als een van de werken waarin Vermeer iets meer afstand neemt. Hij is de kunstenaar van de verstilling, van de kleine, huiselijke taferelen, maar hier zie je drie mensen die samen muziek maken en Vermeer heeft een paar stappen naar achteren gezet, waardoor meer ruimte ontstaat. Het mooie is dat hij speelt met dichtbij en veraf. In die zwart-wit geblokte tegelvloer, bijvoorbeeld. Die heeft hij trouwens zelf toegevoegd. Zulke vloeren kwam je destijds alleen tegen in de hoogste kringen en dit is een tafereel uit de gegoede burgerij. Mooi is ook dat Vermeer elementen heeft gebruikt uit zijn eigen huis. Dat weten we dankzij de boedelinventaris die na zijn overlijden is opgemaakt. Zijn eigen stoelen en tafels heeft hij neergezet in een heel modieuze omgeving, als een soort interieurdesigner avant la lettre. Hij is dus niet in dit specifieke huis gaan zitten om iets na te schilderen, maar heeft in zijn atelier een voorstelling bedacht. Het concert is in 1990 gestolen uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. In onze tentoonstellingscatalogus hebben we een oproep geplaatst: weet u iets over de kunstroof, neem dan contact op.’
Een seigneur die zijn handen wast
‘Dit schilderij wordt genoemd in een veilingcatalogus uit 1696. Die bevat de collectie van een verzamelaar uit Delft die 20 of 21 schilderijen van Vermeer bezat – een gigantisch aantal. De catalogus spreekt van een werk waarin ‘een Seigneur zyn handen wast, in een doorsiende Kamer, met beelden.’ Een ‘seigneur’ was een man van stand. Die ‘doorsiende Kamer’ betekent dat er een andere kamer op de achtergrond van het schilderij te zien is, óf dat de kijker zich in een ruimte bevindt die vóór het afgebeelde tafereel ligt. Voor zijn doorkijkjes heeft Vermeer waarschijnlijk de schilderijen van Pieter de Hooch bestudeerd, die net als hij in Delft werkzaam was. De Hooch maakte vernieuwende voorstellingen van huiselijke taferelen in interieurs met lichtovergoten doorkijkjes (zie afbeelding hierboven, red.). Met ‘beelden’ wordt hier mensen bedoeld: er zijn slechts twee of drie personen te zien. Een ingetogen werk dus. Sinds de veiling in 1696 is dit stuk nooit meer ergens opgedoken.’
‘Het is dan ook fascinerend om te zien hoe de deelnemers van De nieuwe Vermeer ermee aan de slag zijn gegaan. Er is een groep vrije kunstenaars, die een verdwenen schilderij helemaal op hun eigen manier gestalte mogen geven, bij wijze van spreken met theezakjes of door middel van fotografie. De andere groep bestaat uit meesterschilders, die te werk gaan zoals Vermeer het in zijn tijd zou hebben gedaan. Zij hebben zich helemaal ingegraven in de schilderkunst van de zeventiende eeuw. En in Vermeers kenmerken: het licht dat bijna altijd van links komt, de nadruk op het perspectief, hoe Vermeer speelt met dieptewerking. In dit geval kwamen er bij de meesterschilders overtuigende resultaten uit. Ja, dacht ik, zo had het schilderij er weleens uit kunnen zien.’
Jupiter, Venus en Mercurius
‘Met name in zijn vroege jaren, totdat hij een jaar of 25 was, maakte Vermeer mythologische stukken en grote doeken met Bijbelse taferelen. Daarna schakelde hij over naar de verstilde interieurs. Dit is een schilderij met een verhaal uit de Griekse mythologie. We mogen dus aannemen dat dit een vroeg werk was. We weten dat het heeft bestaan, omdat het in een achttiende-eeuwse bron wordt genoemd. Wat bijzonder is, is dat er een tekening bestaat van een generatiegenoot van Vermeer waar dit verhaal ook op is uitgebeeld. Deze Leonaert Bramer ging in Delft van deur tot deur om schilderijen na te schetsen die in de huizen hingen. Zijn tekening van dit zeldzame onderwerp maakte hij vermoedelijk naar het werk van de Vlaamse kunstenaar Jacques Jordaens, waar Vermeer zich op zijn beurt óók op gebaseerd heeft. Bramer gebruikte die schetsen ter inspiratie voor zijn eigen schilderwerk. Als je kijkt naar zijn tekeningen en ander werk, dan zie je dat hij qua onderwerpkeuze zo nu en dan dicht bij Vermeer staat.’
Een grafbezoeker
‘We blijven in dezelfde hoek met dit schilderij, ‘een graft besoeckende van der Meer’, dat genoemd wordt in de nalatenschap van een kunsthandelaar in het jaar 1657. Uitgebeeld is het verhaal van de drie Maria’s die op paasochtend het graf van Jezus bezoeken en constateren dat het leeg is. Dat was een geliefd onderwerp voor kunstenaars in de zestiende en zeventiende eeuw. De kunsthandelaar woonde in Amsterdam en dat zegt iets over de bekendheid van Vermeer. Vermeer was vier keer hoofdman van het Sint-Lucasgilde, het schildersgilde van Delft. Rond 1660 groeide zijn naamsbekendheid onder kunstliefhebbers in binnen- en buitenland. Hij maakte onderdeel uit van een groep Nederlandse schilders wier ateliers werden bezocht door buitenlandse bezoekers. Er is een reisjournaal bekend van de Franse diplomaat Balthasar de Monconys die bij de schilder langsging. Vermeer moest hem bekennen dat hij geen schilderijen had om te laten zien, waarop de Fransman zelf maar op zoek ging.’
‘Hij stuitte op een bakker die in zijn woonhuis een werk van Vermeer had hangen. Over de prijs van het schilderij schreef hij in zijn reisjournaal dat hij die toch wat aan de hoge kant vond. Vermeers carrière verliep voorspoedig tot aan het Rampjaar 1672, waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd aangevallen door Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen. Behalve schilder was Vermeer namelijk ook kunsthandelaar, en in dat jaar stortte de economie in. Hij raakte zijn handelswaar aan de straatstenen niet meer kwijt en een van zijn belangrijkste begunstigers overleed. Toen ging het snel bergafwaarts. Vermeer kreeg gigantische schulden, belandde in een totale verstandsverbijstering en overleed in 1675. Onder natuurlijke omstandigheden, maar de stress zal een rol gespeeld hebben. Zijn vrouw, Catharina Bolnes, bleef achter met tien thuiswonende kinderen. Zij moest de schuldeisers tegemoetkomen door een deel van de inboedel te verkopen en onder meer Vermeers schilderijen af te staan.’
Het andere straatje
‘We kennen het Gezicht op Delft en Het straatje, maar in de eerdergenoemde veilingcatalogus uit 1696 wordt ook nog ‘een gesicht van eenige huysen’ vermeld. Wij denken dat dit een schilderij van liggend formaat is dat het midden houdt tussen die twee bekendere werken. Na de veiling is het in de achttiende eeuw nog eens genoemd. Sinds een paar jaar weten we dat het afgebeelde huis op Het straatje hoogstwaarschijnlijk de plek was waar een tante van Vermeer woonde, een halfzus van zijn vader. Vermeer moet er vaak zijn geweest. Het leven speelde zich in zijn tijd veelal af op de grens tussen binnen en buiten – althans, bij de middenklasse, waartoe hij zelf behoorde. Mensen stonden in de deuropening of hingen uit het venster. Het voorhuis dat je ziet was een ruimte waar je gewoon naar binnen kon lopen. Om verder te gaan, had je een uitnodiging nodig. Afgesloten voordeuren kwamen weinig voor. De hogere klassen leidden trouwens wel een meer afgeschermd leven.’
Zelfportret
‘Als je mij zou vragen welke van deze verdwenen werken ik het liefst terugzag, dan was het dit. Een zelfportret, namelijk, waarop we Vermeer in de ogen hadden kunnen kijken. We hadden het aan de gevel van het Rijksmuseum gehangen, als banier bij de tentoonstelling. Nu kennen we alleen de beschrijving, opnieuw van die veiling in 1696: “’t Portrait van Vermeer in een Kamer met verscheyde bywerk’.” Dat ‘bijwerk’ verwijst naar schilderbenodigdheden: een ezel, penselen, een palet, dat soort zaken. Denk aan het geïdealiseerde atelier van De schilderkunst, waarin Vermeer een kunstenaar toont, op de rug gezien. Waarschijnlijk heeft hij ook in dit werk een persoon in opperste concentratie afgebeeld, zoals op Het melkmeisje en de Brieflezende vrouw. Dat is kenmerkend voor Vermeer.’
‘Een bijkomende reden om te vermoeden dat het hier om een zelfportret gaat, is het feit dat Catharina Bolnes na Vermeers dood de grootste moeite heeft gedaan om dit ene schilderij weg te houden van de schuldeisers. Ze haalde het uit de inboedel en zette het op naam van haar schoonmoeder. Uiteindelijk kwam de curator eraan te pas, op last van de stad Delft, en hij beval dat het stuk gewoon moest worden verkocht. Het is wonderlijk dat we van een van de allerberoemdste kunstenaars ter wereld niet weten hoe hij eruitzag. Rembrandt maakte tientallen portretten van zichzelf, van Vermeer kennen we er niet één.’
De overzichtstentoonstelling rond Johannes Vermeer loopt van 10 februari tot 4 juni 2023 in het Rijksmuseum.
Het programma De nieuwe Vermeer is vanaf zondag 12 februari te zien op NPO 1 om 20:25 uur.
Dit artikel verscheen eerder in de VARAgids.