Gary Jennings schreef een geweldige historische roman: Aztec. Dit is het laatste deel van de samenvatting, die eindigt wanneer de Azteken opeens een stel rare buitenlanders voor hun kusten zien opdoemen. Spoiler: de Spanjaarden winnen.
Maar eerst blijven we nog even in Tenochtítlan, de hoofdstad. Het is een welhaast magische plek: gelegen op een eiland, vol technisch vernuft, een etalage van de Azteekse cultuur. In het vorige artikel heb je al kennis kunnen maken met Mixtli, het hoofdpersonage van Aztec. Zijn levensverhaal is de rode draad van de roman. Mixtli, een jonge Azteek van simpele komaf die een belangrijke positie zal bekleden in het Azteekse Rijk, levert een uitgebreide beschrijving van de metropool Tenochtítlan.
Venetië van het westelijk halfrond
Tenochtítlan telt rond het jaar 1500 zo’n 200.000 inwoners. Daarmee geldt ze als een van de grootste steden van haar tijd, waarmee in Europa alleen Parijs, Venetië en Constantinopel kunnen wedijveren. Op de markt van Tlaltelólco, bezocht door zo’n 40.000 mensen, komen goederen uit alle uithoeken van het rijk samen. In de roman valt een prachtige scène te lezen waarin Mixtli’s vader op de markt een ijsje voor hem koopt, voor het forse bedrag van twintig cacaobonen, een dagloon voor een arbeider. Het ijsje bestaat uit vruchtensiroop, gegoten over een bolletje sneeuw dat in een blad gewikkeld is. De sneeuw is die nacht door een reeks koeriers te voet van de top van de vulkaan Popocatépetl (‘rokende berg’ in het Nahuatl, de taal van de Azteken: popoca (roken) + tepetl (berg, heuvel)) gehaald en doorgegeven, om in de vroege ochtend in Tlaltelólco te worden verkocht.